Details
Nothing to say, yet
Details
Nothing to say, yet
Comment
Nothing to say, yet
Gisteren hadden wij met onze huisgrind een barbeque gehad en toen de mensen vertrokken is moest ik dan beginnen om ons voor te bereiden. Ik heb al gezegd, ik heb honger en dorst en dat blijft niet en dat wordt zo dringend hier binnenkant, iedere dag meer en meer. Ik kan niet meer terug, dus ik ga vooruit en als jullie willen meegaan, moet jullie maar honger en dorst hebben. Vraag gewoon naar de heer honger en dorst, want ik merk van dat ik u dagelijks vraag, wordt het sterker. Het wordt niet meer en meer en meer. En ik heb gisteren gaan zitten, ik ga even niet denken aan mijn honger of iets, ik wil gewoon aan mijn voeten zitten. En ik heb tot 2 uur vanmorgen aan zijn voeten gezet. Gewoon in de tegenwoordigheid van God. Gewoon genieten van zijn tegenwoordigheid. Ik kon niet slapen, want ik was toen zo opgecharged. Dat ik maar gewoon op die zetel ga liggen, dat jullie mij vannacht gaan zoeken. Ik wist het niet. En om 5 uur was ik weer wakker en is ik weer aan zijn voeten gaan zitten. En ik zeg u vanmorgen dat ik weet, ik weet niet hoe God dingen gaat doen, maar Hij is bezig om dingen te doen. En jij voelt het misschien niet altijd, jij ervaart het misschien niet altijd, maar Hij is bezig. Wij zijn bezig om dagelijks, bed ik voor ons gemeente, dat God ze belofte in zijn Boer. Waar hij zegt, de laatste dagen zal ik mijn geest uitstort op alle vlees, ik wil het niet missen. Wij zijn in de laatste dagen, en mag God zijn geest waardig uitgestort worden op elkeen van ons. En als jij gaat bidden en gaat honger en dorst krijgen naar meer van God, dan gaan wij dat ook doen. Ook voor de jonge mensen. God zegt in zijn Boer, in handelingen 2 vers 17. En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat ik zal uitstorten van mijn geest op alle vlees. Ben jij vlees? Op alle vlees, jong, oud, maakt niet uit. Maar als jij honger en dorst hebt, zal God het ook doen. En soms als jij ook niet honger en dorst hebt, doet Hij het in elk geval. Je zonen en dochters zullen profiteren. Daarvoor, dat wil ik in ons gemeente. Dat God geeft, we zijn werkers. Hij wil elkeen van ons gebruiken. Zonen en dochters zullen profiteren. De jongelingen, wie is jonkie? De jongelingen, nee de ouders maken contact. De jongelingen zullen gevestigd zijn. Als God jouw zonen deelt, we zullen het opderschrijven. Want het gaat gebeuren. De ouderen, de ouderen zullen dromen dromen. In een ander verbaal zeg jij, even zien, getekendersvolle dromen dromen. Schrijf het op, want zij vergeeft. Ik heb geleerd, want God spreekt met mij ook door visionen en dromen. En als ik een droom krijg, schrijf ik het onmiddellijk op als ik wakker ben. Schrijf ik alles op, en schrijf je dienstbui op. Hoe je je gevoeld hebt, de kleuren die je ziet, ja echt alles, want alles heeft een betekenis. Maar als wij niet aandacht geven aan dit, wanneer God met jou praat in jouw dromen, dan is het wel krap. Waarom zal hij dan nog een keer met jou praten? Maar vanaf ik begin luisteren wanneer God met mij spreekt door mijn dromen, en ik begin op te schrijven, dan praat God ook meer met jou door jouw dromen. Zelfs op mijn dienstkrachten en mijn dienstmaten, zal ik in die dagen van mijn geest uitstorten, en wij zullen profiteren. En dit ervaar ik ook meer en meer in mijn leven, dat God mij meer en meer gebruikt, en soms in een gebed, waar we aan professie uitkomen, of gewoon, want praten wij, en de Heer kan het op enige manier doen, wij moeten stoppen om God in een kadertje te praten. Want wij zijn in een tijd gekomen waar God dingen nieuw gaat doen. Nieuwe wijn komen nieuw wijn zakken. Als jij nog een oud wijnzak is, scheur het af. En vraag God om jou nieuw te maken. Want wanneer de nieuwe gaan komen, die al wijnzakken gaan scheuren, de lichaam dat niet aankan. Dus als jij meer wil gaan in de nieuwe vloei van God's geest, dan moet jij zorgen dat jij dat religiegeest afscheurt. Dat weten we in regels in jouw hoofd, de kerk moet maar een uurtje duren, en we moeten maar 10 minuten zingen, want oh wee, als het te lang is, dan heb ik niks van mijn dag over, of wat het ook al is wat je tegenhaalt, als God's geest begint te bewegen, kan je misschien tot vanavond nog in de kerk gaan. Maar dan moet jij niet jouw eigen agenda meer hebben. Dan moet je niet meer eigen dingen prouderend hebben. God wil dat wij onszelf zo overgeven aan Hem, dat Hij waardelijk kan werken. Dat wil ik, en dat bid ik voor. En als jij wil meegaan, dan vraag de Heer om dit wat wat oud is, weg de Heer. Een stroom van levende water uit jouw binnenste vloeien, en al die oude dingen wegblazen. Ik heb tot vanmorgen nog geen woord gehad. Je zegt hier, ik heb de blanke pagina, ik weet het niet. Maar ik weet, ik heb dat onvloedig met God's geest gehad. En ik wil u vanmorgen alleen aanmoedigen, mensen, dit is dringend. Want God geeft nodig. Zoals ook nooit van tevoren. En als jij wil meegaan, ik zie hem gisteren, kijk ik naar een conferentie in Amerika met Rodney Howard Brown. Weet u, de normale samenkomst bij hem. Hij is nog aan het babbelen, dan valt iemand uit zijn stoel, daar liggen mensen te lachen, daar is men aan het huilen, daar is men aan het schreeuwen, daar is men... Chaos, zou je zeggen. Mensen, wat loopt bij de kerk dan? Wat voor ding is dat nou weer? Dat is niet een stoelkerk, dat is een stoel waar men op moet horen en lachen. Nee, daar is leven, waar God's geest beweegt, en dingen beginnen te gebeuren. Want ben jij bereid om dit te aanvaarden als God begint te bewegen? Wanneer wij zo zingen en spreken en wat ook al, dat God geeft hem iemand hier uit zijn stoel te vallen, en de heer is bezig met hem te werken. Gisteren zag ik een oud man, die stond daar in de samenkomst, vastgenageld, hij kon niet vooruit, achteruit, niets. Hij is er uren op één plaats vastgenageld gestaan. God heeft hem daar vastgepunt. Hij kon niks. Hij kon gewoon daar staan. Hoe God het ook al wil doen, maakt niet uit. Moet hem ook niet gaan beperken. Ik heb een boek gelezen in de Holland van Davy's Bowl, omdat ik honger heb. En ik heb gaan zoeken, hier, wacht eens, is daar ook meer voor mij? Ja, daar is meer voor iedereen. Er is altijd meer bij God. Altijd. Daar is altijd een stapping hoger. Maar wij moeten sterven aan ons hek. Sterven aan onze eigen ideeën. Sterven aan onze eigen denkwijken. Want we hebben al zoveel gehoord en gelezen van opwekking. En we begeerden. En als dat komt, wat ga je nu doen? Wat ga je doen als God jouw ziekenzoon gebruikt wat jij nou niet eigenlijk fijn vindt? Of God doet dit op een manier waarop jij dit nou niet zo leuk vindt? Ga je aanstoot nemen? Dan ga je dit missen. Dan ga je dit missen. Wij moeten niet vooropgestelde ideeën hebben, van hoe God het moet gaan doen. Want bij het gezeggen van iets nieuws, is dat nooit van tevreden. Maar wij moeten gereed zijn. Ik zeg je, ik wil het nieuw beëchten. Wat je ook al wil geven, wat je ook al wil doen. Ik wil dat. Dan ga je mee kan vloeien, mee kan groeien, met God geeft. Maar als je gaat aanstoot nemen, ga je het missen. Daarom is het belangrijk om nieuwe wijnzakken te hebben. Want als je wijnzak nieuw is, kan je die nieuwe zakken. Kan je het ontvangen, wat God wil doen. En dat is mijn begeester vanmorgen. Dat God zijn geest zal uitstoten, maar dat wij gereed zal zijn. Ik heb gelezen van de opwijkingen, door de eeuwen heen en door de jaren heen. En bij alle opwijkingen is daar manifestatie. Wat is een manifestatie? Iemand valt uit zijn stoel, zetel die ligt op de grond. Iemand, je lichaam, of je blaast gewoon op iemand dat iemand viel. En God's geest, mensen beginnen te rukken en te schudden en te doen. En mensen, dan daar lacht men en zegt... Daar gaat alles gebeuren. Door elkaar. En niet wanneer jij denkt het moet gebeuren. Het gebeurt wanneer het wil. Wanneer God wil. Met God. En hij doet het ook met mensen, wat hij wil. Wegenen en wat God er staat voor. Doe het maar wat jij wil. Maakt niet uit. Mensen aan het dansen, mensen aan het rommelen. Ja, ik heb al van alles gezien. Maar weet je wat telt? Niet die manifestatie, maar de vrucht. Achteraf. Wat is gebeurd? En als je met mensen spreekt, wat ze ontmoeten met God had. En je hoort wat er niet van binnen aan het gebeuren is. Terwijl al die uiterlijke manifestaties gebeuren. Dan besef je... Wauw. God doet diep, diep werk gedaan. Daar is mensen, voor Hardy Beker, mensenwetenslief Hardy Beker. Zij voor, ik denk een week, onder Gods kracht gelegd in de hoezak, dragen naar haar auto, dragen naar het hotel, dragen de volgende dag weer naar de samenkomst. Zij kon niet wandelen, zij kon niks. Voor een weeswand. Waarom? Want ze had dat nodig, dat kracht nodig, om Mozambique voor God te winnen. Wij kennen heel veel bekende namen zo, en als we hun verhalen gaan horen, ze hebben allemaal een diepe, diepe aanraking van Gods Geest, van Zijn Vuur, van Zijn Liefde gehad. En dan konden ze de wereld om, ze konden veel mensen winnen voor God, wat er gebeurd is. Robson Howard Brown, ik zie de samenkomst van hem nu, de conferentie, wat hij doet. Hij staat gewoon daar. Hij staat daar. De hele rij hiep op. Oh, wat staat er? Wat vallen we op? Hij doet, hij is niet dichtbij, hij draait er niet aan. Maar het is Gods Kracht, Gods Vuur, Gods Geest. En ik praat hier, ik, ik, ik, het gaat niet over de manifestatie, maar het gaat over dit wat jij ziet. Hij gaat de aanraking van Gods Vuur. God heeft gehoord, hij heeft letterlijk gezien hoe Gods Vuur in ons ingaat. En dat blijft daar. En vanaf dit gebeurd is, er zijn dingen die gebeuren in zijn gemeente. Vuur wat brandt. En aan die mensen, oh, het is als een vuur, het verbrandt, van binnen begint het vuur op mensen te vallen. Maar waarom hebben wij vuur nodig? Waarom hebben wij Gods Kracht nodig? Want in de laatste dagen hebben wij het zeker geknoord. Om ziel te winnen voor Christus, maar ook voor jouzelf. Om, ik geloof, wij gaan een tijd in waar wij wonderen en tekens moeten gebeuren, dat mensen daar buiten is moe voor een dode kerk. Ik ben daar moe van. Wat de Heilige Geest nodig, en zijn kracht, en zijn vuur nodig. Want je ziet het hier binnenkomen. Moeten we genezend buiten gaan. Dit is wat voor de kracht van de Heilige Geest nodig is. Dat dat wonderen en tekens kan door ons invloeden. Wij zijn Gods kerk. Wij zijn zijn lichaam. Hij heeft jou nodig om het hier te doen. De belofte in Gods woord waar hij zegt, wij gaan grotere werken als Jezus doen. Je hebt al één werk van Jezus gedaan. Jezus heeft blinders gezond gemaakt, lammers genezen, doden opgewekt. Hij zegt, wij gaan grotere werken doen. Ik wil dat. Ik heb honger voor meer. Ik heb honger voor meer. Het wordt tijd dat Gods kerk zal opstaan. En een krachtig levende kerk zal zijn. Waar God kan bewegen. En de wereld rond om ons kan zien. Jezus leeft. Hij is vandaag hetzelfde tot in alle eeuwigheid. Het is niet alleen voor de tijd van de discipelen geweest. Het is voor vandaag. Wij hebben nu meer nodig dan ooit van tevoren. Als wij rondom ons kijken hoe de wereld eruit ziet. Het is zo dom en genodig. Alles kan en alles mag. Maar als Gods geeft gaan we bewegen. Want Gods geeft heiligheid bij. En hij doet het veel beter dan wat wij met ons woorden kan. Want Gods geeft veel nodig. Heel hard nodig. En dat is mijn verlangen. Maar het is 2 pas 22 en niemand doet nieuwe wijn in oude wijnzakken. Want door het giften van de wijn zullen de wijnzakken barsten. Dan loopt de wijn weg en de zakken zijn kapot. Maar nieuwe wijn moet je in nieuwe wijnzakken doen. Verlang jij naar de nieuwe wijn wat Gods wil geven. Maak dan kopacht van al de oude. Al de denkwijze. Denkpatronen wat wij hebben. Al de dingen wat je vasthoudt. Ik doe het elke dag. Als er enigheid is bij mij wat het weerhoudt dat jij komt met jouw glorie. Neem mij. Toon mij. Want ons vlees houdt ons tegen. Jouw gedachten kan jou tegenhouden. Jij wil dit bedeneren. Dan staat het in de weg. Maar als je waarlijk honger en dorst hebt. Neem God dit weg. Kan God dit helpen. Als je helemaal onvergegeven is van hem. Dan kan hij komen. De zalm 23. Ik ken dat zalm. Heel bekende zalm. Zalm 23, vers 50. U bereidt de tafel voor mijn aangezicht en de aanwezigheid van mijn vijanden. U zalft mijn hoofd met olie. Mijn beker loopt over. Daarvoor zalm ik. Dat het overlopen. Want als iets overloopt kan je het uitleven. Ik wil zoveel van God geven dat het overloopt. Dat u ook de last van kan drinken. Maar ik bid dat jij het ook zal begeren. Dat wij allemaal dat wij hier allemaal overlopen. Weet u hoe gezegend zal dat zijn. Al is jij vervolgd met de heilige Geest. Jij bent terug. Vraag vresd nieuw aanraken van Gods Geest. Verlang weer naar iets nieuws. Iets vresds. Hij zegt daar in zalm 23. Vers 3. Hij verkoot en herstelt mijn leven. Hij leidt me op de paarden van gerechtigheid. Niet omdat ik het verdien maar omwille van zijn naam. Soms is mijn verkooking nodig. Restore and refresh me. Herstel mij. Maak mij weer vresd en nieuw van binnen. Soms moeten wij gewoon gaan zitten en gaan drinken. Begeer je binnen. Kom zit gewoon aan je voeten. Voel mij weer opnieuw. Voel mij weer opnieuw. Zodat wij in de aanwezigheid van God kan leven. Niet net op een zondagmorgen. Elke dag. Kan leven in zijn tegenwoordigheid. In zijn aanwezigheid. Ik wil vragen dat jullie vanmorgen gewoon jullie ogen zal sluiten en gewoon even in jouw eigen woorden Ik weet niet wat jij wil van mij. Ik weet niet wat jouw behoefte is. Ik weet niet. Ja. Ik kan de laatste tijd alleen zeggen. Ik heb honger en doos. Voel mij. Voel mij. Voel mij. Voel mij. Vraag hem gewoon vanmorgen. Heer. Wat jij wil van mij. Dank je. Dank je. Dank je vader. Halleluja Heilige Geest. U bent zo welkom Heilige Geest. U bent welkom. Kom Heilige Geest. En waai over ons. Waai over ons. Dank je Heilige Geest. Dat wil je werk doen. Bied van binnen. U weet vanmorgen Heere elke hartbegeerte. Elke gedachte. U kent elkeen door en door. Dank je Heer. Oh wat eer in die vaart. Oh Heilige Geest. Dank je Heer. Wil je vanmorgen gewoon bidden. Die wat de tongentaal kan bidden. Bid even in de tongentaal. Steek je handen op. Knielen. Wat je wil vanmorgen. Vraag naar de Heer. Sta nou even open voor God. Weet u, het is tijd geworden dat wij ons ophouden om niet kerk te houden zoals wij kerk houden. Als God iets anders wil doen dan gaan we gewoon eens stappen. En zeg Heer wat u wil. Ik kan onthouden, onze gemeente ook. Wat we gehad hebben. Wat God beweegt. Het was anders. Wij waren anders. Wij waren met verwachting in ons hart. Wij gaan vanmorgen van God iets ontvangen. Hier en nu. Als jij gewoon je openstelt en het van God verwacht. Want het is Hij wat het doet vanmorgen. Het is Hij wat het geeft vanmorgen. Heilige Geest is hier vanmorgen. Ik weet het vanmorgen. Hij wil u aanraken vanmorgen. Maak u uit wat u nodig hebt. Hij is hier vanmorgen. Hij is jouw Helper. Hij is jouw Trooster. Hij is jouw Raadgever. Hij is de Eén wat bij u bent op dit moment. Oh Heren wij verwachten van u vanmorgen. Dank je Heilige Geest dat u vanmorgen beweegt. Dat u zweeft en loopt rond. Dat u broedt en loopt rond. Heilige Geest dank u voor uw kracht. Voor uw heerlijkheid. Voor een nieuwe aanraking van u. Oh Heren dank u. Dat u vanmorgen ons voelt. Met nieuwe wichting. Met nieuwe kracht. Met uw heerlijkheid. Dat die Vader dat wij vanmorgen alles kan neerleggen. Aan uw voeten. Heren en wij weiger. Om u zelf te zijn. Wij weiger hier om zo voor te gaan. Heren wij verlangen al meer van u. Meer van u. Heilige Geest meer van u. Meer van u. Meer van u. Stort die Geest uit. Heren stort die Geest uit. Vader wij hebben honger en dorst. Honger en dorst. Honger en dorst. Ik wil Geest van God. Om honger en dorst. In elke hart vanmorgen. In elke hart vanmorgen. Oh Heren. Loof en prijs die Heer vanmorgen. Halleluja. Niet is onmogelijk voor u. Niet is onmogelijk voor u Vader. Heren u kan doorbraken. Geest. Heren wij geven het niet op. Vader u is groter. U is krachtiger. U is machtiger. Uw naam staat boven alle namen. Dank u Heren. Elke knie zal buigen voor u. Elke tong zal beleiden. Dat u Heren bent. Halleluja. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest. Geest.