In this podcast series, various people share their stories of addiction and how they overcame it. The host, Piet Laan, interviews Rob, who was addicted to drugs and alcohol. Rob shares about his difficult upbringing and how it led him to start using substances. He talks about his time in the military and how he hit rock bottom, feeling lost and contemplating suicide. However, Rob's life took a turn when his uncle, a police officer and devout Christian, gave him a drawing with a message of hope and redemption. This encounter sparked a change in Rob's life and eventually led him to find faith and overcome his addiction.
Van harte welkom in de podcast-serie Hoe kom ik van mijn verslaving af? In deze serie podcast zal ik diverse mensen aan het woord laten over wat hen verslaafd heeft gemaakt en hoe ze zijn losgekomen van hun verslaving. Het zijn voor de meeste mensen ongewone verhalen, bedoeld voor gewone mensen, die nu op dit moment worstelen met hun verslaving. Ongewoon, omdat in deze verhalen blijkt dat God vandaag de dagboog nog mensen wil redden van de ondergang. Mijn naam is Piet Laan en ik heb een passie voor waar gebeuren verhalen en podcasts.
Rob, van harte welkom in deze podcast en ik ben zeer benieuwd naar je verhaal. Welkom hier te zijn. Ja, we hebben elkaar natuurlijk eerder gesproken in de kerk en jij doet ook bij ons voorgaan en je vertelt prachtige verhalen en ik had tijdens de koffie begrepen dat jij zelf ook een heel mooi getuigenisverhaal hebt. Ja, klopt. En daar gaan we nu mee aan de slag. Dus, Rob, kan je iets vertellen over waar jij vandaan komt van je omgeving? Ja, ik ben geboren in Koerdijk.
Ik heb daarna eigenlijk altijd in de streek gewoond, vanaf mijn tweede, tussen Hoorn en Eekhuizing, op verschillende plekken. Dat had te maken met de ruilverkaveling. En in mijn puberteit heb ik gewoond in Hoorn. En in Hoorn ben ik ook tot geloof gekomen uiteindelijk. Ja, dat is op een bijzondere manier gegaan. Daar gaan we het zo meteen over hebben. Je bent ook verslaafd geweest aan allerlei dingen. Waar was je aan verslaafd? Nou, vanaf mijn twaalfde heb ik eigenlijk altijd wiet en hars gebruikt.
En op mijn zeventiende heb ik voor het eerst kook gebruikt. Ja, ja, ja. En het was niet echt dat je dat elke dag nodig had. Dat gebruikte ik als ik uitging of activiteiten nodig had om actief te zijn. Toen sloot ik dat. En ook wel eens, in die tijd had je ook spiert. Ja. En dat gebruikte ik ook weleens. Oké, ja. Je hebt dat eigenlijk tot je negentiende of twintigde. Ja, net voor mijn negentiende jarig heeft God ingegrepen.
Ja, ja, ja, ja. Misschien nog eventjes over, voor andere mensen, waarom je misschien aan die drugs was gegaan. Want ik heb begrepen dat je op straat ook terecht kwam. Ja, mijn moeder was getrouwd met een alcoholist. En die had nogal een vreemde dronk over zich. Waardoor mijn moeder niet altijd fysiek goed was. Waardoor ze werd mishandeld. Waardoor wij in het blijf van mijn lijfhuizen terecht kwamen. Daar heb ik vanaf mijn zesde tot mijn twaalfde heb ik daar ingesworven.
Door heel Noord-Holland heen. En op een gegeven moment heeft mijn moeder gezegd, met mannen wil ik helemaal niks meer te maken hebben. Dus op mijn twaalfde heb ik zijn relatie gekregen met een vrouw. Ja, daar kon ik niet goed mee omgaan. Daardoor was het ook weinig thuis te vinden. Ja. En kwam ik eigenlijk op straat terecht. Ik heb niet op straat gewoond. Maar ik probeerde zo lang mogelijk van huis te blijven. Ja, ja, ja. En daar ben je eigenlijk voor het eerst in contact gekomen met drank, drugs en zo.
Ja, het was zo dat als je op een gegeven moment vertier zoekt. In die tijd waren er jongere centrums in Horen. Er zat er eentje in de Grote Waal. Die heette Eldorado toen in die tijd. Begin jaren tachtig. Er zat er eentje in het centrum van Horen. En omdat ik daar dan kwam, ben ik door andere jongens meegenomen. Ja. En die gebruikten dat. Die waren ouder dan ik. Ja, ja. En je wordt meegesleurd. Ja, dus dan is het goed.
Als je met andere jongens meegaat, dan is het goed. In mijn ogen, ja. Ja. En ze waren er lacherig onder. Blij onder. Ja. Dus ik dacht ook, wat zal er verkeerd aan zijn? Maar dan kom je later pas achter wat er verkeerd aan is. Ja, en je was ook gewoon rustig begonnen. Gewoon met een biertje. Gewoon met een biertje, ja. Ja, daar begint het mee, hè. Of een biertje. Een biertje, dat was ook zo, ja. Dat mocht ik thuis ook wel drinken, hoor, af en toe.
Ja, ja, ja. In die tijd hadden ze nog geen ondergrens aan bier. Nee, nee, nee. Klopt, klopt. Ik dronk ook voor het eerst dat ik elf was, mijn eerste biertje. Dat kon gewoon toen. In die tijd kon het. En een sigaretje roken kon ook in die tijd. Ja. Ja. Ja. Tjemer. Ja. En ja, dat is best wel een lange tijd eigenlijk, hè. Zeven jaar, dat je aan allerlei spullen zit. Ja. Dan ben je er ook niet, zeg maar, zomaar weer licht van af, zou je denken.
Ja. Maar bij jou ging dat toch anders? Ja, bij mij ging het anders. En dat zal ik dan proberen uit te leggen hoe dat gegaan is. Ja. Je zat in dienst. Ik moest dienst doen, ik was dienstplichtig. En ik moest het leger in. En dat wilde ik eigenlijk niet, maar het moest wel. Dus ik heb na elf weken op het Limoes gezeten, in Nijmegen. Dat is de luchtmacht. Instructie gebeurde. En na die elf weken werd ik uitgezonden naar de vliegbasis in Leeuwarden.
En in Leeuwarden zaten allemaal Friezen. Mijn naam Boesma deed dat ook eer aan. En dus de mensen die boven mij stonden, dachten, nou, Boesma, die moet naar Friesland toe. Terwijl ik dat eigenlijk niet wilde, want om thuis te komen moest ik dan eigenlijk drie uur met openbaar vervoer. O ja. Maar ja, ik werd in de keuken neergezet, in de officierenmes. En dan hoefde ik alleen ochtends te werken of middags te werken, halve dagen. Ja. Ja, en de meeste mensen gingen daar naar huis.
Dus ik was daar helemaal alleen. En op een gegeven moment, ik gebruikte elke dag wel vijf keer een wietstikje, zeg maar. Ja. En op een gegeven moment was ik daar zo mee klaar, dat ik daar helemaal alleen lag op mijn kamer. Niks te doen. Naar het plafond te kijken. Dat ik op een gegeven moment daar een dokter wilde. En ik wilde met hem praten en die was er niet. Nee. En toen ging er een knopje om.
En toen vlogen de boeken door de dokterspartij heen. Ja. De plasten gingen op zijn kant. Ja. Het was zwart voor mijn ogen. En vijf minuutjes later kwam ik bij en het was een rotzooi. Ja. O, je had dat zelf niet in de gaten? Nee, dat had ik niet zo mee. Het was gewoon een woedeaanval die ik had, die bij mij naar boven kwam. En toen werd ik met S5 naar huis gestuurd. Ja. Omdat mij allerlei gevoels naar boven kwamen toen ik thuis was.
Ja. Ja. Je draaide echt allemaal door. Ik draaide echt door, ja. Toen in die tijd. Ja. Ja. En toen ik thuis was, ja, had ik het gevoel van er ligt iemand onder mijn bed. Ze lopen achter me aan. Ik had het idee dat mensen of wezens mij in de gaten hielden. Ja. Ik had een soort achtervolgingswaanzin. Later heb ik ook begrepen dat is ook een soort bijwerking als je kook gebruikt. Maar ik had wel het idee van, nou, ik word in de gaten gehouden.
Dus ik keek in de kast onder mijn bed als ik ging slapen. Ja. Het ging heel rustig. Ja. In die periode. Dus ook met hyperventilatie erbij. Dus echt gevoelens van angst, doodgaan. Ja. Paniekaanvallen. Paniekaanvallen. Dat was gewoon niet leuk in die periode. Toen ik het leger uitging en ik zat echt, ik liep als het ware, zoals ze weleens zeggen, ik zat echt met mijn ziel onder mijn arm. Ja, ja. Ik kon niet aan het werk. Ik moest naar een psychiater in Utrecht bij het militair hospitaal.
Ja. En die kon me niet echt helpen met de gevoelens die ik had. Nee. Had hij ook geen pilletjes of zo? Ja, dat weet ik niet. Dat heb ik nog niet gehad. Oh, gelukkig. Dus hij wilde waarschijnlijk eerst met me praten. Ik was niet helemaal bewust aanwezig toen in die tijd met die gesprekken. Ik kan me niet terughalen wat hij allemaal heeft gezegd, maar ik had het gevoel dat hij niet kon geven wat hij mij moest geven.
Die gesprekken hadden niet veel zin. Dus ik lag echt thuis op mijn bed omhoog te kijken. En ik liep af en toe een stukje door de straat heen naar de winkel. En ik zat echt met mijn ziel onder mijn arm in die tijd. Een soort van apathie was je misschien wel bijna. Ja, ik was afwezig. Ja. Ja, afwezig. Ik zat echt in mijn eigen wereld. Ja. Van wat moet ik hier nou mee? En ik wist wel waar ik mijn stuf kon halen, waar ik mijn kook kon halen.
Ja. Dus dat deed ik dan ook. En ja, dat gebruikt je ook. Maar ik had gewoon het gevoel van... Ik liep echt met mijn ziel onder mijn arm in die tijd. Want toen werd ik met S5 uit het leger gestuurd. Ja, en je zei ook nog van, nou ja, heeft het leven eigenlijk nog wel zin? Ja, dat was echt mijn grote vraag in die tijd. Van, heeft het leven nog wel zin? Ja. En ik woonde... Ik sliep in een garage.
We hadden bij ons thuis al een garage omgebouwd tot slaapkamer. En ik zag mijzelf al bungelen aan een balkje bovenaan de garage. Ja, die had je al uitgezocht. Ja, ik had hem al uitgezocht. Ik was nog niet op het punt om te zeggen van, ik doe het ook daadwerkelijk. Ja. Want er was wel een soort weerstand tegen om dat te doen. Maar die gedachten, die gingen wel door mijn hoofd heen. Van, wat heeft het leven nou nog eigenlijk voor zin als je niks kan? Ja.
Ja. En de muren kwamen op me af, zoals mijn moeder toen ook in die tijd zei, Rob. De muren kwamen echt op je af. Ja. En ik voelde me gewoon gevangen in mezelf. Ja. Ja. Maar gelukkig is dat allemaal niet gebeurd met die garage. Nee, nee. Dat is heel bijzonders. Ja. Wat was dan gebeurd? Nou, een oom van mij, die werkte bij de politie in Amsterdam. Ja. Die werkte in het magazijn. En die was een wedergeboren christen.
Ja. Leefde ook echt met God. En die kreeg tijdens zijn werk een beeld van mij, dat ik in de handen van God geborgen was. En dat tekende hij achterop een magazijnformuliertje. Ja. Hij kon goed tekenen. Dus hij tekende dat uit wat hij had gezien. Daar stond bovenop die tekening van Rob, kom tot mij en wees een goed soldaat van mij. Ja. En daaronder op die tekening stond Johannes 3 van 16, van als zo lief heeft God de wereld gehad, dat hij zijn enige geboren zoon gegeven heeft.
Omdat het eer die hij heeft geloofd niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Ja, eeuwig leven heeft. Ja, eeuwig leven heeft. En hij had echt het idee, die moet ik naar Rob brengen. Ja. Nou, toen is hij niet naar huis gegaan vanuit Amsterdam, want hij woonde in Hoorn. Ja. En ik woonde in die tijd op mijn 19e, en net vanaf mijn 19e verjaardag woonde ik in Grotebroek. En toen kwam hij bij mij aan de deur en hij gaf die tekening aan mij.
Ja. En dat was het begin van een hele grote verandering. Ja, hij klopte bij jou op de deur. Ja. Hij liet je die tekening zien. En wat dacht je dan? Nou, ik had echt het idee van wat is dit nou? Want hij vertelde mij dat God dat had laten zien. En ik vond die tekening zo mooi. Ja. Hij had echt mijn aandacht. Ik heb die tekening nog steeds, want die bewaar ik in mijn Bijbel. Ja. Ik heb hem ondertussen ook al gedigitaliseerd, want toen ik hem kon inscannen, heb ik hem gelijk ingescand.
Ja. En die tekening vond ik zo mooi. En dat was echt wel een idee van, nou, hij heeft dat gezien, zou er dan toch iets wezen? Ja. Zou er meer zijn tussen hemel en aarde? En hij ging weer weg en ik sliep heel onrustig in die tijd. Ik was altijd een beetje paniekerig, bang, angstig. Dus ik zei nou, God, als u daar bent, wilt u mij dan een keer goed laten slapen? Ja. En het gebeurde. Die avond sliep je? Die avond, die nacht, sliep ik goed.
Ja. En dat was heel bijzonder voor jou? Dat was heel bijzonder, want je zat echt met al die gevoelens, met die hyperventilatie, met die paniekaanvallen, van, ik ga dood. Want er was allemaal spanning wat je in je lichaam had. Hoe lang had je dat al? Ik denk dat ik dat, toen ik het leeg had, ik denk een beetje of vier. Ja, dat je in een heel andere periode met allemaal paniek. Ja, met allemaal paniek, ja. En toen ik dat, toen ik er rustig had geslapen, dacht ik van, nou, weet je, dat is toch wel heel bijzonder? Ja, want dat had je gevraagd.
Dat had ik hem gevraagd. Ja. En dat had dan ook zomaar gebeurd, dat ik dacht bij mezelf, nou, wat ik gisteren dacht dat de meertussen helemaal aan zou zijn, zou dat ook echt zo wezen. Ja, het was een tweede teken eigenlijk. Het was een tweede teken voor mij, ja. Eerste teken was het beeld van de nacht en die uitwekening. Het tweede beeld was eigenlijk dat ik tot rust kwam. Ja. En die dag, was op een donderdag, was er EO-savonds op de televisie.
Ja. En we hadden toen alleen nog maar Nederland 1 en 2. Ja. We hadden nog geen commerciële cinders. Nee. En s'avonds was er een film op televisie, een hele bijzondere film, van een man die eigenlijk ook aan lager wal was geraakt en zijn leven wilde beroven. Dat wilde hij dan doen in een motelkamer. En die film heet Fury to Frieden. Ja. Dus als je ook een keer op YouTube wil kijken, dan kan je misschien een stukje erover vinden.
Ja. Maar in ieder geval, in die motelkamer wilde hij een einde aan zijn leven maken. Want het geweer had hij al meegenomen en hij zette nog even de televisie aan om zich voor te bereiden op zijn eigen zelfmoord. En toen was daar een predikant en die sprak van Jezus wil jouw leven aanraken. Hij ziet jouw problemen. Hij weet waar jij doorheen gaat en hij wil bemoeienis hebben met jouw leven. En die man die hoorde dat in die motelkamer.
Hij was daar helemaal alleen en voelde als het ware alsof God tot hem sprak. En ik keek daarnaar op de televisie en ik had die twee dingen al ontvangen, die tekening en die rustige nacht. En toen die film voorbij was, dacht ik van weet je, ik ga dat ook vragen. Ja, maar jij had diezelfde gedachten toch? Ik had diezelfde gedachten als hem. En hij bad van God als je daar echt bent. Raak mijn hart dan aan.
En uiteindelijk liet hij zijn geweer vallen en hij huilde die man. Ik denk dat wil ik ook. Ik wil ook aangeraakt worden door God. Ja. Dus na die film ben ik op mijn knieën gaan zitten naast mijn bed en ben ik gaan bidden. En ik heb gevraagd van God als je daar echt bent, laat het me dan zien. Ja. En wat gebeurde er toen? Niks. Je kan het beeld niet zomaar afroepen. Nee. En toen heb ik het een tweede keer gevraagd en ik zat echt te wachten van nu moet het komen, weet je wel.
Maar er kwam niks. En toen dacht ik, nou Heerlijk God, u moet het echt laten zien. Als u daar echt bent, laat me dan zien dat u daar bent. En toen gebeurde er bij die derde keer, gebeurde er iets heel bijzonders. Ik had mijn ogen dicht en ik zat gekneeld en ik zag een soort witte poort in een grote duistere omgeving op me afkomen. Ik voelde hem door me heen gaan. Ik zag twee ogen. Wie voelde die door je heen gaan? Die poort voelde ik als het ware, dat licht voelde ik door me heen gaan.
Ik zag die hele grote duistere achtergrond met een witte poort die in die duisternis naar me toe kwam. En ik ging als het ware door die witte poort daardoor heen. Dat voelde, die poort ging als het ware, die voelde ik bijna fysiek door me heen gaan. Ik zag die twee ogen en het hart liggen met boete erover en ik hoorde mijn stem. Rob, ik heb je hart aangeraakt. En toen ging alles weer weg. En toen zat ik daar ook, naast mijn bed.
Bijzonder. En dat was ook heel bijzonder en ik ervaarde wel een soort blijdschap toen op dat moment, maar ik wist niet wat het betekende. Echt niet. Ik had niks gehoord over het EVG. Maar je had wel gebeden. Ja, ik had wel, dat is ook de gedachte die je krijgt als dat tekeningetje bij je komt. Als je s'avonds een keer hebt gebeden, van nou laten we goed slapen en je ziet in die film dat mensen bidden en dat mensen daardoor veranderen.
Ja. Dan denk je, dat kan bij mij dan ook. Dus toen had ik gebeden, naast mijn bed geknield. Ik dacht dat het zo hoorde hè, want je ziet dat weleens in films dat mensen naast hun bed knielen. Ja. En dat had ik ook in die tijd. Ja. Dat is het standaardbeeld wat je hebt van iemand die bidt. Ja. Die gaat op z'n knieën en die spreekt in de lucht. Laat ik het zomaar even zeggen. Maar goed, de derde keer zei je van ik heb u echt nodig, toch? Ik heb u echt nodig, ja.
En toen gebeurt het. En toen gebeurde het. En dan nog dacht je van, wat is dit? Wat is dit? Ja. En toen heb ik dat mezelf afgevraagd. Toen heb ik de volgende ochtend, toen hadden we nog geen mobiele telefoons, heb ik echt zo'n draaitoestelletje moeten, de cijfertjes in moeten draaien. Ja. En toen heb ik me omgepeld. En ik heb gezegd van nou dit heb ik meegemaakt, wat ik net vertelde. Ja. En hij zegt Rob, kom vanavond horen en dan gaan we uitleggen wat er aan de hand is.
Ja. En toen vertelde hij mij die avond dat Jezus nou toe was gekomen, mijn hart had gereinigd, maar dat ik hem nog wel moest uitdagen van mijn leven. Ja. Want hij zegt, hij is bij jou langs geweest, maar hij wil ook nog een deel uitmaken van je leven. Wil jij dat hij een deel wordt van jouw leven? Ja. Hij is vrijgezet nu nog niet. Ja. En net als ik dat zo zie in de evangelieën, in de verhalen, hij komt bij mensen langs, hij zegt ik moet bij jou verkeren, maar dat moet net als bij Sageus.
Sageus moet hem nog wel uitnodigen in zijn huis. Ja. Mensen zeggen van ja, Jezus vraagt wil je genezen? En dan zeggen ze ja dat wil ik. Ja. Dus je ziet elke keer dat Jezus bij mensen langskomt. Klopt op de deur. Hij klopt op de deur als het ware. Je moet hem zelf open doen. Ja, wij moeten hem zelf open doen. Ja. We moeten hem binnen laten. Ja. En dat heb ik vrijdagavond gedaan. Toen heb ik het zondagsgebed gebeden en toen is Jezus in mijn leven gekomen.
Ja. En heb ik klokken horen luiden? Nee. Toen ik dat deed, ik wist gewoon, ik heb het zondagsgebed gebeden en ik heb Jezus uitgenodigd in mijn leven. Ik heb die avond wel weer goed geslapen. Ja. En mijn neef, dus de zoon van mijn oom, die nodigde me uit voor zaterdagavond om naar een jeugdavond te gaan. Ja. Nou, dat heb ik gedaan. En daar heb ik ook gemerkt dat er meer christenen zijn, jonge mensen, die ook Jezus in hun leven hadden aangenomen, die gelovig waren opgevoed, maar ook tot geloof waren gekomen op latere leeftijd.
En dat vond ik wel heel fijn om daar te zijn. Ik voelde me als het ware een soort thuiskomen. Ja. Dat voelde ik op die zaterdagavond. En ik werd ook uitgenodigd om de volgende dag mee te gaan naar de samenkomst, naar een kerkdienst. Ja. En in die kerkdienst ben ik op die zondagmorgen geweest. En dat was ook heel bijzonder. Ja, want wat gebeurde daar? Het was ook een man uit het leger of zo, hè? Ja, het was een legerpredikant, die heette Henk Slepels.
Ja. En ja, ik kwam uit het leger, want ik had die emoties allemaal meegekregen vanuit het leger vandaan. En hij sprak daar, komt allen tot mij die vermoeid en belast zijn, en ik zal u rust geven. Hij sprak over een tekst, zoals ik dat nu weet, uit het Matthäus-Evangelie. En ik dacht van rust. Ja, dat is eigenlijk wel waar ik naar op zoek ben. Rust in mijn leven. En hij had zijn woord gedaan. Ik weet allemaal niet wat hij heeft gezegd, maar wat er gebeurde na de dienst is dat hij na zijn prediking nodigde hij mensen uit.
Ja, om naar voren te komen. Om naar voren te komen, om met zich te laten bidden. En ik wist niet wat dat was, wat dat betekende, wat dat inhield. Ja. Maar ik had wel een soort gevoel van ja, misschien moet ik wel naar voren gaan. Maar ik zat een beetje onrustig op mijn stoel. Van ja, is dat dan voor mij of is dat dan voor anderen? Ik zat echt een beetje... Ja, je was een beetje onduidelijk.
Voor mij was het onduidelijk. Want je bent het niet gewend dat dat gebeurt in een kerkdienst. Het is niet gewoon. Nee. Wat is jouw achtergrond? Katholieke kerk? Nee, nee, nee. Ik ben niet gelovig opgevoed. O, niet? Nee, ik heb geen gelovige achtergrond. Ik ben wel vroeger geregulieerd gedoopt door mijn moeder, maar we zijn nooit in de kerk geweest. Oké. Ja. Ze zijn niet gelovig opgevoed. Mijn moeder had een aversie tegen het geloof omdat ze uit een soort kousenkerk kwam.
O, oké. Ja. Zij wilde er niks mee te maken hebben. Dus ja. Maar goed, in ieder geval. Je kreeg een oproep en je wist niet wat je moest doen. Nee, ik zat onrustig op mijn stoel. En waarschijnlijk, wat ik me nu nog kan herinneren, is dat een soort buurman, een buurman naast me zat of een buurvrouw, die zag dat en die zei, volgens mij is het ook voor jou. Je mag best naar voren gaan. Ja. Ja, toen ben ik naar voren gegaan.
Ja, ja, ja. En toen stond ik daar op dat podium en Henk ging voor mij bidden. En wat er toen gebeurde was ook heel bijzonder. Er was een soort, ik zeg maar, een soort wc-rol, een soort koker. Voelde ik als het ware over me heen gaan. En ik had het idee dat ik in een soort douchecabine stond. Een soort geestelijke douche kreeg. Ja, ja, ja. Ik voelde het allemaal wegzakken naar mijn voeten, als het ware de grond in.
Ja. En die koker ging weer weg. En vanaf dat moment merkte ik dat er rust was in mijn leven, waar hij over had gesproken. Ja. Het verlangen naar sigaretten was weg. Het verlangen naar drank was weg. Het verlangen naar drugs was weg. Het verlangen naar wereldse muziek was weg. Ik merkte dat er in mijn binnenste iets compleet veranderd was. De angst en de paniek? Allemaal weg. Ook weg. Alles was weg. Ik was helemaal schoongewassen met muziek.
Ja. Zoals ik nu dat terug kan halen. Zoals ik dan later de Bijbel ben gaan begrijpen en gaan lezen. Is dat ik op dat moment echt wedergeboren was. De geest van God is gekomen. Je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Maar hij is echt bij mij gekomen op dat moment. En hij heeft mij compleet nieuw gemaakt. Ja, want jij maakte fysiek de beweging naar hem toe. Ja, ik maakte fysiek de beweging naar hem toe.
Ik ging naar het podium toe. Ik wist niet dat dat kon. Maar dat is omdat broeders en zusters, zoals ik het nu zeg, voor mij waren het toen onbekende. Maar nu zijn het broeders en zusters die mij die kant opstuurden. Van je mag best naar voren gaan. Ja, maar je hebt zelf de keuze gemaakt. Ik heb zelf de keuze gemaakt. Ik ben gaan lopen en ik moest ongeveer een meter of 15 tot 20 naar voren lopen.
Dus je moet wel een paar stapjes doen. Ja. En toen ik daar stond en op die uitnodiging ben ingegaan, toen heeft God mij echt vernieuwd. Ja, echt gereinigd, vernieuwd. Echt gereinigd, veranderd. Van dat moment af heb ik gemerkt dat God mij echt een nieuw leven heeft gegeven. Ja, geweldig. Ja, fantastisch. Ik wil niet zeggen dat mijn vleeslijke gewoontes op dat moment allemaal weg waren. Want ik zat nog echt als een gewoontemens nog in bepaald gedrag. Wat God in de maanden daarna mij heeft onderwezen dat ik dat ook kwijt moet raken.
Ik moest gewoontes kwijt raken. Ja, je bent nog nieuw geboren, maar dan ben je nog niet gewassen. Nee, nee, je bent gewoon een kind. Dan moet je nog wel heel veel dingen leren. Leren, ja. En ja, je hebt oude gewoontes. Ja. En wat gebeurde toen? Ja, laat zo zeggen. Die zondag ben ik naar huis gegaan. Ik was blij, ik voelde mij vrij. Maar de vrijdag daarna kwamen mijn oude vrienden weer bij mij aan de deur op.
Ga je mee? Nou, toen ben ik meegaan. Ja, ik heb zelf op dat moment, de hele week had ik niks gebruikt. Maar toen we uitgingen, gingen we een blootje roken en ik heb daar ook van meegerookt. Ja. Dat was mijn eigen keuze om dat te doen. Ik had niet het verlangen ernaar, maar ik deed het. En wat ik voelde was van Rob, dit is niet goed, dit moet je niet meer doen. Nee. Dus er was iets in mij gekomen van binnen die mij erop aansteurde van dit is niet goed om te doen.
Dus ik moest echt van dat gedrag los raken. Van je ouder te wonen. Ja, in die wereld waar ik in leesde, daar moest ik los van komen. Ja. En de Heilige Geest, zoals ik dat nu terug kan halen, de Heilige Geest die onderwees mij op dat moment. Die liet mij zien, Rob, dit is niet goed. Je moet dit laten loslaten. Ja, want je deed ook iets met de fiets. Ja, klopt Jan. Toen was ik uitlaats geweest en ik ging s'avonds naar huis.
Dan, en dat was de dag erna, op zaterdag, was ik naar de jeugdavond geweest. Dan kwam ik met de trein thuis en ik was altijd gewend om een fiets te stelen. Als ik uitlaats geweest was. Ja, maar dat was toen gewoonte voor mij. En ik heb later nog wel eens wat fietsen uit de sloot gehaald. Dit keer zelf wat ingegooid. Om ze weer boven water te treiven. Maar in ieder geval, op die zaterdagavond, toen ik van de jeugd af kwam.
Dat was een christelijke jeugdavond waar ik het woord van God heb gehoord. Waar mensen met elkaar aan het bidden waren. Waar ik ook aanwezig was en dingen over het geloof hoorde. Toen kwam ik met de trein aan in mijn woonplaats. En het eerste wat ik deed was een fiets stelen. Ik brak hem open, want ik weet hoe je dat moet doen. Je hebt hem binnen 10 seconden, dan heb je een fiets open. En ik ging fietsen.
En na 300 meter een soort stemmetje erop. Je bent christen, dit kan niet meer. En ik hoorde dat, ik voelde dat. En dat ging door mijn hele wezen heen. En ik kreeg een soort schuld van je. Dit kan ik gewoon niet maken. Toen heb ik de fiets tegen een boom aangezet. Daar heb ik later nog spijt van. Ik had hem eigenlijk gewoon terug moeten brengen. Maar ik heb het toen in mijn onvolwassen gedrag. Als puber heb ik hem tegen een boom aangezet.
En ik ben verder gaan lopen naar huis. En ik merkte dat God mij daar aan het veranderen was. En dat heb ik later ook gemerkt met mijn muziek. Ik had heel veel reggae muziek in die tijd. Ik had hele stapel met platen. En die muziek als ik ze opzette, dan kreeg ik een soort gevoel. Een verlangen terug naar het verleden. Naar drugs misschien ook. Ja, gewoon naar het verleden wat ik daarvoor had. Het was een soort, de wereld trok aan mij.
En de Heilige Geest zei ook tegen mij, legde in mijn hart uit. Rob dit is niet goed, die muziek trekt jou weg bij mij. De wereld die trekt aan jou en dan moet je er los van komen. En ik wil je daarbij helpen, maar dan moet je wel bepaalde keuzes maken. Je moet dingen, daar moet je afscheid van nemen. Ook van je muziek. En ik had er heel veel uren arbeid in zitten. In de tulpen, aardappels rooien, wortels trekken.
Vroeger ging dat allemaal nog met de hand. Daar kreeg je geld voor als puber. Dus ik heb die platen in de tulpenbak gegooid. Ik heb er een paar keer op gesprongen dat ze stuk waren. Ja, er zaten heel wat centjes in. Er zaten heel wat centjes in. En dat deed wel met pijn in mijn hart. Want het was hele mooie muziek vond ik zelf. Maar het verlangen in mijn hart om God te volgen was groter geworden dan het verlangen naar de muziek.
En ik dacht, ik ga ze niet aan vrienden geven, die muziek. Want ik dacht, dan kunnen zij ook aan de wereld vastraken. Dus ik heb ze echt kapot gemaakt, die platen. En niet doorgegeven aan mijn oude vrienden. Zo was dat muziek voor jou dan een dingetje. Ja. Ik vond mezelf, als ik dan iedere keer drank, dronk, dan ging ik weer roken. Dus was ik gestopt met roken. Ja. En ik drank een paar biertjes en dan zwak moment.
En dan ging ik toch een sigaretje roken. Terwijl het eigenlijk niet nodig was. Nee. Nee. En dat merk je, dat er schot in je leven komt. Dat je van dingen los kan komen. Dat hij je los maakt. Maar dat we als mensen, zo slecht als we zijn, verkeerde keuzes maken. Gelukkig vergeeft hij ons en helpt hij ons om daarin te veranderen. Wij mogen elke dag vernieuwd worden door hem. Maar er zijn dus heel veel gebieden in je leven waar je dan vernieuwing nodig hebt.
Waar je anders moet gaan denken, kijken en beslissingen gaan maken. Ja. En God verandert je dan. En tot mijn doop aan toe, dat was in mei dat jaar. Ik ben in januari van 1987 tot geloof gekomen. En in mei in 1987 ben ik gedood. En in die maanden ben ik eigenlijk losgeraakt van mijn oude vrienden. Ik heb nieuwe vrienden en vriendinnen gekregen met een christelijke achtergrond. Of die ook tot geloof waren gekomen. In die periode, vlak voor mijn doop, ben ik ook vervuld geraakt met de Heilige Geest.
Ik heb mijn leven vervuld met een liefde en vrede. Een vrede die eigenlijk geen, hoe zeg je dat? Make no sense. Een vrede die niet van deze wereld is. Het is een vrede die niet van deze wereld is. Zijn vrede. Zijn vrede is dat. En die vrede heeft mij aangeraakt. En die vrede is vanaf die tijd nooit meer weggegaan. Ik heb wel eens zorgen gekend. Ik heb wel eens verkeerde dingen gekend. Je hebt wel eens ziekenhuis in je familie.
Maar die vrede die gaat daar dwars door alles heen. Die is daar gewoon aanwezig. En die is vanaf dat moment eigenlijk nooit meer weggegaan in mijn leven. En was het vanaf toen ook, die tien maanden heeft het dan geduurd om al die gebieden te vernieuwen? Het is later nog steeds doorgegaan. Ja, want je wordt nog steeds wel eens aangevallen misschien. Ja, je leeft nog steeds in deze wereld. Ja. Ik heb in de jaren daarna, ongeveer twee jaar daarna, is mijn vaderbeeld aangepast.
Want ik had een alcoholistische vader. Ja, dat weet ik. Ja. En ik had altijd het idee, als ik wat van God wilde hebben, dan moet ik er wat voor doen. Je krijgt dat niet voor niets. Mijn bekering was helemaal voor niks. Maar als je daarna iets van God wilde krijgen, dan moet je er wel wat voor doen. Dan moet je goed leven. Of je moet op je knieën. Je moet erop vragen. Zo'n soort dingen allemaal. En ik had echt het idee, ik heb een verplichting naar God toe, voordat hij wat voor mij doet.
Ja, gaat geven. Gaat geven. En God heeft dat beeld ook bij mij weer gehaald, dat hij van me houdt zoals ik ben. Ja. Zijn liefde is onvoorwaardelijk naar mij en naar jou toe. Ja. En hij accepteert mij zoals ik ben. En toen dat beeld veranderde, merkte ik ook dat een stukje vrede daar kwam. Een stukje rust daar kwam. In het gebied van mijn leven. Ik had niet het idee dat het er was, maar het was er wel.
En hij maakte mij daar vrij van. Ja. Van het idee dat je alles met werken, goede werken moest doen. Ja, met goede werken moest doen. Ja. Maar hij houdt van mij en hij wil gewoon bij me zijn. Net zoals een vader eigenlijk. Als je een goede vader hebt. Ja. Die wil je alles geven. Die wil je alles geven. Toch? Hij heeft alles tot zijn mogelijkheden, maar hij geeft je niet alles. Omdat dat niet goed is, want dan word je verwend.
Nee. Maar hij is er wel altijd. Hij geeft je wel wat je nodig hebt. Hij geeft wat je nodig heeft. Ja. Ja. Ja. En dat heb ik ook mogen ontvangen. En dat beeld is uiteindelijk ook bij mij binnengekomen. Dat God van me houdt zoals ik ben. En dat geeft een nog grotere rust. Ja. Je rust en de vrede die je ervaart, dat is iets wat je in beginsel gewoon krijgt. Je ervaart dat, maar later gaat die vrede een veel grotere betekenis krijgen.
Ja. Omdat hij duidelijk maakt in mijn leven, in de wandel die je hebt met hem, wat die vrede precies inhoudt. Ja. En dat is zo'n geweldig betekenis en dat is iets wat ik van binnen ervaar, waar ik ook over getuigd, dat ik ook in mijn predikingen naar voren wil brengen. God, die verandert mij, die verandert mensen, die verandert personen om me heen. Alleen, wat je merkt is dat je tegen de duisternis strijdt en mensen hebben allerlei theorieën en gedachten erover.
O, dat is niet voor mij. Maar ik geloof echt, het is wel voor jou. Het is voor iedereen. Hij houdt van iedereen. Absoluut. En hij houdt volgens mij teveel van ons. Om ons zo te laten als we zijn. Hij wil ons steeds mooier maken. Ja. Zeker weten. Hij wil ons steeds mooier maken. Daar is hij vooral mee bezig. Ja. Klopt. Ik zit naar jou te kijken. Ik heb je natuurlijk niet gezien, dat je destijds in die paniekaanvallen, weet ik het allemaal, zat.
Maar ja, God is goed. Ja, God is zeker goed. En ik heb er niet om gevraagd dat hij in mijn leven kwam. Hij kwam. Hij kwam langs. Er was iemand die bij mij aan de deur klopte en over hem vertelde. Ja. En dat is ook wat ik tegen de luisteraars wil zeggen. Je hoort dit verhaal nu. Jezus die komt bij je langs. En hij wil in jouw leven komen. Hij wil bemoeienis met je leven hebben. Ja.
En dat vind ik het mooie van God, van Jezus. Hij komt bij je langs. Maar wij moeten wel een stap ook naar hem maken. Er staat een hele mooie tekst. Nader tot God. En hij zal tot u naderen. En dat is eigenlijk ook wat moet gebeuren. Wij moeten hem uitnodigen in ons leven. Ja. En dat is ook eigenlijk de uitnodiging die ik mee wil geven. Van wat mijn leven heeft veranderd. Dat wil ik ook aan andere mensen vertellen.
Dat wil ik ook in deze podcast wil ik dat vertellen. Ja. Hij verandert mensen leven. Geweldig. Mensen levens. Amen. Amen. Amen. Amen. Nou ja, prachtig. Dus dat vind ik geweldig. Ja. Ja, ik denk dat we gewoon echt dankbaar mogen zijn om hem te mogen kennen. Ja. Ja, want hoe is jouw leven zeg maar nu veranderd? En hoe kijk jij nu naar God? Ja. Wie is hij voor jou? Voor mij is hij eigenlijk alles. Ik lees s'ochtends mijn wijbeltje.
En ik bid. En ik merk gewoon van als ik ga opstaan en als ik ga slapen. In de dag is hij bij mij. In de nacht is hij bij mij. En ik zie wel eens naar de wereld om me heen dat er zoveel strijd, zoveel oorlogjes, al deze dingen. En er staat in de Matthäus-Leviger, deze dingen moeten gebeuren voor het einde der tijden. Dat is om naar Gods oordelen over deze wereld te gaan. Om mensen eigenlijk naar hem toe te trekken.
Om te laten zien van joh, ik ben er ook nog. En ik merk gewoon van, ik merk aan God dat hij zo groot is, zo machtig is, zo liefdevol is. Ja. En we begrijpen het niet als we in een moeilijke situatie zitten. Maar dan in die moeilijke situatie. Zoals Ravelet zegt, dan ga je door een vallei van diepte duisternis. Ik vrees geen kwaad, want gij zijt bij mij. Ja. En dat is wat je ervaart. In die diepe duisternis ben je niet alleen.
Nee. Je bent er altijd met hem. Amen. Altijd met hem. En dat ervaar ik. En hij gaat er niet omheen, maar hij gaat er met je doorheen. Ja, hij gaat er niet omheen, hij gaat er met je doorheen. En er zijn ook de strijdpunten die je nu nog steeds hebt in je leven. Want je leven is niet perfect. We hebben allemaal onze zwakheden. Maar je merkt dat hij met jou in die zwakheden altijd aanwezig is. Dat hij jou er doorheen trekt.
Ja, en als je je daar dan doorheen brengt, kom je eruit. En dan denk je, ja, ik heb toch weer dit geleerd en dat geleerd. Ik ben verdraagzamer geworden, geduldiger geworden. En andere mooie dingen die je dan weer hebt geleerd. En daar kan je van getuigen. Amen. Dan kan je weer een tweede keer in spellen. Ja, Rob. Hartelijk dank voor dit verhaal. Normaal spraak ik altijd van, nou ja, wat zou je er nog aan toe willen voegen? Maar dat had je zelf al gedaan.
Maar misschien heb je nog wel iets. Dat je zegt van, nou, dit zou ik ook nog aan de luisteraars mee willen geven. Terugkijkend op je eigen leven en ervaring. Ja, wat ik graag aan de luisteraars wil meegeven. Is dat Jezus er altijd voor jou is. Hij is er altijd. En ook al denk je in een diep dal te zitten en in duisternis. En je denkt van, hé, er is geen licht voor mij aan de horizon. Nodig hem uit.
En wat het belangrijkste gebed is, dan help. Help. Wees afhankelijk van hem. Want jij denkt ook, ik heb u nodig. Ik heb u erg nodig. En toen pas gebeurde het bij ons. Ja. Maar daarna, als je dan hem hebt uitgenodigd in je leven. Blijf dan niet in je donkere wereld zitten. Maar zoek ook andere mensen op. God heeft ook zijn lichaam op deze aarde gegeven. Dus de gemeente. Zoek broeders en zusters op. Ga met elkaar door dit leven heen.
En doe het niet alleen. Nee. Amen. Doe het met elkaar. Ik vind dat een hele mooie toevoeging. Ja. Dankjewel. Ja. Amen. Halleluja. Halleluja.