Home Page
cover of podcast
podcast

podcast

00:00-35:09

Nothing to say, yet

Podcastspeechfemale speechwoman speakingspeech synthesizernarration
4
Plays
0
Downloads
0
Shares

Transcription

Hallo en welkom bij de podcast Verdachte Verhalen. De podcast voorrechte studenten, doorrechte studenten. In deze podcast bespreken we aan de hand van een zaak de rechten van een verdachte. In deze aflevering gaan we het hebben over de zaak van Anne Faber. In deze zaak zijn verschillende rechten van een verdachte geschonden. Vooral de cautieplicht en het pressieverbod stonden zeer in de schijnwerpers in deze zaak. Bij ons de gast is Niels Dorrestein. Niels Dorrestein is sinds 2008 strafrechtadvocaat. Hij staat zowel meerderjarige als minderjarige verdachten in strafzaken bij. Niels staat en stond verdachte bij in complexe en landelijk bekende strafzaken. Zijn bekendste zaak is de zaak van Anne Faber waarin hij Michael P. bij stond. Wij zullen in deze podcast specifiek ingaan op de cautieplicht, maar ook andere rechten zullen aan bod komen. De rechten van de verdachte worden uitgelegd en toegelicht aan de hand van de Anne Faber zaak. Welkom bij Verdachte Verhalen. Anne Faber was een 25-jarige studenten uit Utrecht. Zij reed op 29 september 2017 door de regio Utrecht toen ze plots werd aangereden door Michael P. Michael P. bleek al een veroordeelde verkrachter te zijn. Hij verbleef in een kliniek in Den Dolder. Na de aanrijding verkrachtte Michael P. haar wanneer hij haar vermoordde en achterliet in een natuurgebied in zijn wolde waar hij zelf vandaan kwam. Na een zoektocht van bijna twee weken werd haar lichaam gevonden. In juni 2018 veroordelde de rechtbank Michael P. tot een gevangenisstraf van 28 jaar en tbs. Michael P. ging hierna in hoger beroep. Hij vond de straf te hoog en hij was van mening dat hij tijdens zijn aanhouding de rechten die hem toekomen als verdachte niet in acht waren genomen. Daarom zou hij een lagere straf moeten krijgen. Rond de aanhouding van de verdachte is namelijk geweld gebruikt. De verdachte is bedreigd met de inzet van een dienstrond. Bovendien is hij niet op zijn zwijgrecht gewezen en is dus niet aan de kautieplicht voldaan. Hij liep als gevolg van het gebruikte geweld, let zo op, aan de schouder wanneer hij geopereerd moest worden. Het hof stelde vast dat daarmee de rechten van de verdachte zijn geschonden en dat dit een onherstelbaar vormverzuim is, maar heeft hieraan geen gevolgen verbonden voor de strafoplegging. Het hof vond dat de gevolgen van dit vormverzuim, hoe ernstig ook, niet hebben geleid tot het schenden van het recht van de verdachte op een eerlijk proces ex article 6 evrm. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 28 jaar en tbs. opgelegd. De verdachte stelde tegen deze uitspraak cassatie in. De advocaten van de verdachte vragen de Hoge Raad de veroordeling te vernietigen. Ze hebben meerdere cassatieklachten ingediend. De cassatieklachten die voor deze podcast het meest relevant zijn, gaat over dat het hof ten onrechte geen strafvermindering heeft toegepast, hoewel er wel sprake was van schending van de rechten van de verdachte. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze cassatieklacht slaagt. Het hof heeft geoordeeld dat strafvermindering als gevolg van een vormverzuim alleen mogelijk is als er ook sprake is van schending van het recht van de verdachte op een eerlijk proces. Dat is juridisch niet juist. Ook ander voldoende ernstig nadeel van de verdachte, bijvoorbeeld een onnodig toegebracht ernstig letsel, kan reden zijn voor compensatie van dat nadeel in de vorm van strafvermindering. Vanwege het aan de verdachte bij zijn aanhouding toegebrachte letsel verminderde de Hoge Raad de door het hof opgelegde gevangenisstraf van 28 jaar met 4 maanden naar 27 jaar en 8 maanden. De TBS-maatregel blijft ongewijzigd in stand. Wanneer je in Nederland wordt verdacht van een overtreding van een wet, krijgt de politie een aantal bevoegdheden om erachter te komen of de verdachte deze overtreding ook werkelijk heeft begaan. Deze bevoegdheden moeten echter ook gelimiteerd worden. Dit wordt gedaan door rechten die de verdachte toekomen. Wanneer iemand aangemerkt kan worden als een verdachte ex artikel 27 strafvordering, worden een aantal belangrijke rechten toegekend die enkel aan de verdachte toekomen. Een van deze uitgangspunten is het Nemo ten nature beginsel. Dit beginsel houdt in dat de verdachte niet gedwongen kan worden om zichzelf te belasten in een strafrechtelijke rechtszaak. Hij hoeft dus niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling. In deze zaak is onder meer de kautieplicht geschonden. De kautieplicht houdt in dat de verdachte op zijn zwijgrecht wordt gebezen voor ieder verhoor. Het geven van kautieplicht is wel beperkt tot het stellen van vragen omtrendt het strafbare feit waarvan de verdachte wordt verdacht. Wanneer een verdachte naar zijn naam of woonplaats wordt gevraagd, is het dus niet noodzakelijk om de verdachte kenbaar te maken van zijn zwijgrecht. Wanneer tijdens de spreekverdenking ontstaat dat iemand kan worden aangemerkt als verdachte, moet de kautie worden gegeven. Het enkel weigeren van het geven van antwoorden mag niet tot de verdenking leiden. De ondervraagde persoon is niet verplicht om mee te werken tot het geven van antwoorden. Tijdens de studie wordt er veel jurisprudentie voor geschreven over wanneer er sprake is van een verhoor. Jurisprudentie wordt aangegeven wat er zelfs altijd afhangt van de omstandigheden van het geval. Wij vroegen ons af of Niels Dorrestein het lastig vindt om te bepalen in de praktijk wanneer er sprake is van een redelijk vermoeden van schuld. Hij geeft aan dat dit lastig is. Ziet u in de praktijk ook dat het lastig is om te bepalen of er sprake is van een verhoor en dat het daarom misschien ook vaker fout gaat dat de kautieplicht niet wordt gegeven? Ja, het is wel heel lastig. Zoals u zelf al zegt, het hangt echt af van de omstandigheden van het geval. En dat maakt het ook heel moeilijk. Ook voor de politie. Wanneer begint die redelijke verdenking? Soms stelt de politie een aantal vragen en dan komt bijvoorbeeld in één keer een antwoord waarbij de politie zich ook moet realiseren van ben je nou nog getuige of ben je inmiddels verdachte? Dat is soms heel moeilijk om te bepalen. Daardoor krijg je ook daar geen vaste lijn in omdat dat gewoon echt afhankelijk is van wat gebeurt er op dat moment. Wat is de situatie? Dus dat is heel casuistisch en dat moet dus ook echt per zaak apart weer beoordeeld worden. Ja, kon de politie op dat moment al besluiten is die sprake van een redelijke verdenking? Dus is zij verdachte? Dus moeten we hem of haar wijzen op dienstrechten? Of is er nog echt sprake van eerst onderzoeken van is er überhaupt dan sprake van een strafbaar vijf? Ben je dan nog getuige en waar ligt die grens? Dat is echt heel moeilijk. Dat kan ik me echt wel voorstellen dat agenten en soms ook niet dat het goed gaat. En dan is het aan de rechter uiteindelijk om te beslissen zijn die omstandigheden dusdanig geweest dat de politie dat wel had moeten doen? Is het bijvoorbeeld met opzet gebeurd? Zodat ze toch die behoeftedheden konden oprekken door nog even niet de kautie te geven en niet erop te wijzen dat je bijvoorbeeld dan ook geen toestemming hoeft te geven voor een huiszoeking of iets dergelijks. Maar dat ze dan wel het onderzoek verder kunnen gaan en bewijzen kunnen verzamelen. Of is het het grijze gebied geweest waarbij het nog niet helemaal duidelijk was en dat het op het moment dat het wel wordt gegeven dat het toen wel duidelijk was en moeten we daar dan wel of geen nog een consequentie aan verbinden. Dus dat is heel lastig en ik denk dat dat ook niet op te lossen valt. Je moet gewoon echt per zaak kijken en heel belangrijk gewoon en op de politieschool al gewoon duidelijkheid geven daarover wat de regels zijn en daarbij vind ik dat dan met name van belang is dat dan als er al twijfel is is iemand getuige of verdachte dan vind ik gewoon dan moet je die persoon als verdachte bestempelen want dan heeft die de rechten en dan voorkom je heel veel gedoe. Maar zoals ik zeg het is echt niet zwart wit en het is ook denk ik van belang om en niet alleen zoals jullie rechtsstudenten dat jullie heel veel van dat soort studentie voorgeschoten krijgen zodat jullie daar ook een mening over kunnen vormen maar dat het ook natuurlijk bij de politie gebeurt in de praktijk en dat ze er ook van kunnen leren van in welke situatie wel en in welke niet. Dan denk ik dat je in ieder geval wel een heel eind komt. Het valt altijd afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad heeft in het plastic boodschappentasje aanrijding uitleg gegeven waarvan er iemand als verdachte aangemaakt kan worden waarna de verdachte de kautie gegeven moet worden. De kautie moet worden gegeven op het moment dat op basis van feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld ontstaat ten aanzien van een persoon. In deze zaak liep een man over straat die bij de politie bekend was. Twee agenten zagen dat de man een plastic boodschappentasje bij zich had en vroegen wat er in het tasje zat. De man antwoordde hierop dat er vier boeken in het boodschappentasje zaten. Op het moment dat de agenten vroegen waar de boeken waren gekocht antwoordde de man dat hij de boeken net had gestolen en werd vervolgens gearresteerd voor diefstal. De Hoge Raad oordeelde dat op het moment dat de man werd ondervraagd de man nog niet kon worden aangemerkt als verdachte maar pas als verdachte kon worden aangemerkt dat hij antwoordde dat hij de boeken had gestolen. Omdat de man al had verklaard dat hij gestolen had voordat hij kon worden aangemerkt als verdachte was het niet nodig om de verdachte op de hoofd te stellen van de kautie. Verklaringen die zijn gedaan voordat iemand kan worden aangemerkt als verdachte mogen worden gebruikt voor de bewijsvoering. Hoe de kautieplicht is geschonden ten aanzien van Michael P. zal Niels toelichten. Zou u kunnen uitleggen hoe de kautieplicht in deze zaak is geschonden? Dat kan ik zeker. Het was in die periode zo dat aan de vader al een aantal dagen was vermist. Ik meen een dag of acht, negen destijds. En dat er heel veel media aandacht aan werd gegeven. En dat op een gegeven moment kwam mijn cliënt in beeld bij de politie. Hij werd verdachte. En voorafgaand aan zijn aanhouding was al besloten, na overleg tussen de politietop en de top van het openbaar ministerie, de hoofdofficier zelf, dat hij niet de kautieplicht of niet de kautie zou krijgen bij zijn aanhouding. Maar dat meteen na zijn aanhouding indringend werd gevraagd waar aan de vader zou zijn. De kans bestond dat hij misschien nog in leven was. Dus dat stond voorop bij de politie en het openbaar ministerie. En als je als verdachte werd aangemerkt, dan word je meteen je rechten voorgehouden door de politie. En dat is onder meer ook dat je erop wordt gewezen dat je recht hebt om te zwijgen. Nou, dat is bij Michael niet gebeurd. Vanaf het begin al. Daarna zijn er nog een aantal incidenten geweest tijdens, dan wel kort na zijn aanhouding, die ook onderzoekwaardig zijn gebleken. Maar terugkomend op de kautieplicht, die was hem vanaf begin af aan, en ook vooraf al dat dat was afgesproken, de kautie zou hem niet worden gegeven. Wanneer niet voldaan is aan de kautieplicht, kan de rechtbank besluiten dat het verkregen onrechtmatige bewijs niet wordt gebruikt in de bewijsvoering van de zaak wanneer de verdachte in zijn belangen is geschaat en niet meer kunnen worden hersteld op grond van artikel 359a, strafvordering. In de praktijk heeft dit vormverzuim vaak enkel strafvermindering als gevolg. Niels Dorstijn heeft zijn visie gegeven over de vormverzuim van het niet voldoen van de kautieplicht met betrekking tot de bewijsvoering. Het is natuurlijk een grondbeginsel dat een verdachte niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Zo staat het in artikel 29, strafvordering, maar ook in het EVRM. Dat is gewoon echt een grondbeginsel waar niet aan getoond mag worden. En de kautieplicht is daar gewoon onderdeel van. Je moet gewoon op je rechten geweest worden dat je niet hoeft mee te werken aan je voordeling. Het is vaak een standaardriedel van de politie. Dat zegt nou, je mag antwoord geven, maar je bent niet verplicht. Je kan je beroep op je zwijgrecht. Beetje in die trant. Dat is natuurlijk het begin. Niet het begin van het opsporingsonderzoek, want er moet al een redelijke bedenking zijn om überhaupt iemand te mogen aanhouden. Maar dat is wel het begin dat de verdachte zich kan beroepen op zijn rechten wat betreft het verhoor. Het verhoor is namelijk heel belangrijk, maar het verhoor is natuurlijk ook niet doorslaggevend altijd voor het wel of niet kunnen bewijzen van de strafzaak. Want als iemand zich beroept op zijn zwijgrecht, dan kan een zaak nog steeds bewezen worden als er minstens twee andere bewijsmiddelen zijn dat die persoon die strafbare feiten heeft begaan. Maar het is wel van belang. En daarom is het ook zo dat als de kautie niet wordt gegeven, en dat wordt ook vastgesteld door de rechter, dat dan die verklaring wordt uitgesloten van het bewijs. Dan is het gewoon niet voldaan aan de regels, dus dan telt dat bewijsmiddel gewoon niet meer. Dan kan de rechter nog steeds tot veroordeling komen als er nog wel andere bewijsmiddelen zijn waaruit zijn schuld blijkt. Dus wat dat betreft is het een heel belangrijk beginsel, maar het is niet zo dat een strafzaak daar in de meeste gevallen mee valt of staat als er niet aan die kautieplicht wordt voldaan. Hieruit kunnen wij concluderen dat de kautieplicht dus belangrijk is voor de rechtzekerheid van de verdachte. De verdachte weet namelijk doordat hem een kautie is verdeend, hij aangemerkt is als verdachte met betrekking tot een strafbaar feit. En een bepaald aantal bijzondere rechten hem toekomen in de hoedanigheid van de verdachte die hij anders niet tot beschikking had. De kautieplicht bevordert het recht op eerlijk proces. En in samenhang met het pressieverbod bevordert het ook de waarheidsvinding. Het is namelijk belangrijk dat een verklaring in vrijheid afgelegd kan worden. Wanneer er door opporingsdiensten onrechtmatige druk of onjuiste beloften worden beoefend en gemaakt kan het voorkomen dat de verdachting een verklaring aflegt die niet waar is. Hoewel er veel voordelen zijn bij de juiste naleving van de kautieplicht zou er ook bepleit kunnen worden dat er voordelen zijn bij het niet naleven van de kautieplicht. Voordeels hiervan zou effectieve en snelle opsporing kunnen zijn. Zoals Niels verteld heeft was het motief van politie en justitie om de kautie niet aan Michael P. te verlenen omdat er een mogelijkheid was dat Anne Faber nog in leven zou zijn. Het belang was destijds gefocust op het vinden van de nog mogelijk levende Anne Faber en niet op het waarborgen van de strafprocessuele rechten van Michael P. Vanuit een menselijk oogpunt is het natuurlijk begrijpelijk dat het vinden van Anne een hogere prioriteit was dan het naleven van de rechten van de verdachte. Veel mensen weten namelijk niet welke strafprocessuele rechten hen toekomen en wanneer je deze niet weet, dus ook de kautieplicht, ben je sneller geneigd om te verklaren wanneer je dit feitelijk niet verplicht bent. Hoewel het vinden van Anne natuurlijk een hoge prioriteit heeft, moet het belang van het naleven van de rechten van de verdachte wel echt worden benadrukt. Iedereen kan in de praktijk immers op een moment als verdachte worden aangemerkt, waarnaar iedereen het recht heeft om op zijn rechten geweest te worden. Dit gaat hand in hand met de onschuldpresumptie, wat ervan uitgaat dat iedereen onschuldig is tot het tegendeel wordt bewezen. De onschuldpresumptie valt uit een in drie onderdelen. Als eerste, bescherming tegen willekeur. Dit houdt in dat je niet zomaar kan worden aangehouden en kan worden vervolgd, terwijl je eerst moet kunnen worden aangemerkt als verdachte. Als tweede, gelijkheid binnen het recht van een eerlijk proces. Zodat iedereen gelijke rechten krijgt, is er geen willekeur die welke rechten krijgt binnen het kader van het strafprocesrecht. Hierdoor zijn de partijen gelijk. Als derde en laatste, doordat iemand onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen, ligt het aanvoeren van bewijs dat iemand daadwerkelijk schuldig is, niet bij de verdachte zelf, maar bij de aankrager, het openbaar ministerie. Door van tevoren te stellen dat de kautie niet verleend gaat worden tegenover Michael P, wordt ervan uitgegaan dat hij de dader is. Niels Dorenstein heeft met ons gedeeld hoe dit zich verhoudt tegenover de onschuldpresumptie. Het grondbeginsel van het Nederlandse strafrecht is de onschuldpresumptie. Het bepaalt dat iedereen voor onschuldig dient worden gehouden tot het tegendeel is bewezen. U gaf al aan dat Michael P hardhandig is behandeld bij zijn arrestatie, waarbij er toen gedraaid is aan de handboeien en hij letsel opliep aan zijn schouder. Dit was dus danig letsel dat er een operatie nodig was. Het OM stelt dat dit gedaan was omdat Anne Faber mogelijk nog in leven was. Dit laat zien dat er eigenlijk al bij de aanhouding vanuit werd gegaan dat Michael P de dader was. Hoe denkt u dat dit zich verhoudt tot de onschuldpresumptie? Het is natuurlijk van alle belang dat de politie en het OM als leider van het onderzoek zich houden aan de regels. Je kan sowieso geen dader zijn als een rechter daar niet over geoordeeld heeft. Dus je bent dan hoogstens een verdachte. Dan moet het OM bewijzen dat hij of zij ook dader is. In dit geval was hij dus nog gewoon verdachte en dan gelden gewoon alle regels. Het petboek van strafvordering, het EVRM, noem maar op. In dit geval hebben ze zich daar niet aan gehouden. Hij was op dat moment verdachte maar voor hetzelfde geld hadden ze de verkeerde verdachte. En hadden ze dus een onschuldige burger ook dit leed toegebracht. En dat is natuurlijk iets wat een hoger belang is ook in het nadere onderzoek wat is geweest. Het is niet alleen zozeer wat deze specifieke verdachte is toegebracht. En zijn regels zijn geschonden. Maar dat geldt in beginsel voor ons allemaal. Want wij kunnen allemaal een keer verdachte zijn. Stel dat er een keer een zaak speelt waarbij jouw DNA op de jas van het slachtoffer komt. Bijvoorbeeld omdat jullie allebei naar dezelfde kroeg zijn geweest. Dan is dat in beginsel het begin van een verdenking. Want hoe komt jouw DNA erop? Dus dan gaat de politie hem onderzoeken. Stel dat ze dan nog wat kunnen vinden. Dan ben je nog steeds verdachte. Als achteraf blijkt dat jullie alleen maar naast elkaar hebben gestaan of de jassen over elkaar hebben gezeten in de kroeg. Dan is dat gewoon heel onschuldig geweest. Want DNA is overdraagbaar. Dus dat zegt nog niks over het daderschap. Dus daarom moet de politie onderzoek doen. In dit geval was er ook wel sprake van DNA wat was aangetroffen. En er waren nog wat kleine plusjes. Maar het was nog niet 100% zeker dat de cliënt op dat moment al als dader gezien kon worden. Hij was slechts verdachte. Maar alle ogen waren erop gericht dat hij de verdachte was. Dus er werd, zover ik ook in het onderzoek heb kunnen zien, er geen rekening mee gehouden dat iemand anders het mogelijk zou kunnen zijn. En dan is het nog steeds zo dat je hier aan alle regels hebt te houden. En zeker aan de regel van artikel 3 evrm en artikel 6 evrm. Het recht op een eerlijk proces. Een ander recht van de verdachte dat van belang was in deze zaak is het pressieverbod. Dat voortvloeit uit artikel 3 evrm. Het onder druk zetten van een verdachte om een verklaring af te leggen is verboden. Handelen in strijd met artikel 3 evrm. Het verbod op onmenselijk handen of folteren. Dat is absoluut. Daar mag de overheid gewoon nooit tegenin handelen. En dat is in deze wel gebeurd. Dat heeft de Hoge Raad ook beslist in het arrest. Er zijn meerdere dingen gebeurd die mijnzinsziens in strijd zijn geweest met artikel 3. Het begon eigenlijk al met de cautie niet geven. En volgens het Openbaar Ministerie was de bedoeling hem stevig aanpakken. En indringend vragen naar de verblijfplaats van Anne. Daarbij zou volgens het OM ook zijn afgesproken dat er geen strafbare feiten zoals geweld of dreigen met geweld zouden plaatsvinden. Maar dat is wel gebeurd. Dat is ook vastgesteld. Onder meer het dreigen met een hond. In de zin van als je niet vertelt dan laten we de hond op je los. Maar ook mishandeling door te draaien met de handboeien. En hij heeft ook fysiek letsel opgelopen in de vorm van een schouderbreuk waaraan hij geopereerd moest worden. Dat zijn allemaal feiten die in strijd zijn met artikel 3. En de politie mag geen geweld gebruiken om iemand te dwingen een verklaring af te leggen. Bij de aanhouding mogen ze dat in principe wel als een verdachte bijvoorbeeld verzet pleegt. Dat was ook hier niet het geval. Dat heeft de politie zelf ook bevestigd dat er geen sprake was van verzet bij zijn aanhouding. Maar het is helemaal uitgesloten dat de politie geweld gebruikt nadat iemand is aangehouden. Nadat hij is geboeid. Geen verzet pleegt. En dan strafbare feiten worden gepleegd om hem te dwingen een verklaring af te leggen. Nou dat is hier wel gebeurd. En als ik daar even op in mag haken. U zegt dus van het was niet bedoeld om die hond te gebruiken of dat er geweld zou zijn. Maar uiteindelijk is dat wel door de politie gebeurd. Is dat dan op dat moment dat zij dan beslissen van nou we vinden dat hij zeg maar ik snap nog niet helemaal hoe zij dan zomaar dat mogen doen ofzo. Is dat gewoon woede? Ja terechte vraag. Er is na de onderzoek geweest naar het handelen van de politie. En daaruit is voortgekomen dat vanuit het Openbaar Ministerie wordt gezegd. We hebben duidelijk afgesproken geen strafbare feiten plegen. Bij of na de aanhouding. En bij de politie zagen ze daar in de afspraken die zouden zijn gemaakt wel ruimte om in ieder geval de diensthond in te zetten. Maar er was ook wel in ieder geval bij een aantal mensen van de politie die bij de besluitvorming betrokken waren. Toch echt wel het bewustzijn dat er mogelijk, althans mogelijk, dat er regels overtreden werden. Ja en dat ze daar ook wel consequenties van konden verwachten. Dus die bewustzijd was er al vooraf. Het is alleen gesteggeld tussen het Openbaar Ministerie en de politie wat nou de precieze afspraken waren. Daar verschillen we meningen over. Maar in ieder geval vanuit de politiekant was er volgens hun wel ruimte om dus wel die hond in te zetten. En ik denk ook wel deels kijkend terug naar de zaak met alle druk die erop zat bij de media. Dat ik denk toch ook wel de emotie bij een aantal mensen die betrokken zijn geweest. Met name ook politiemensen. Dat die druk zo groot was dat we toch ook wel deels. Er zijn dus verschillende dingen gebeurd in deze zaak die in strijd zijn met het pressieverbod. Het pressieverbod is een zeer belangrijk onderdeel van het Nederlandse strafrecht. Natuurlijk is het van belang om achter de waarheid te komen. Maar er is ook bepaald dat hierbij geen strafbare feiten ingezet mogen worden met het oog op de onschuldpresumptie. Het gaat hier natuurlijk slechts om een verdachte. En een ieder kan verdachte worden. Als er druk op elke verdachte gezet mag worden, in elke vorm, zou dit schadelijk kunnen zijn voor mensen die uiteindelijk ook niet schuldig blijken te zijn. Een ander belangrijke reden voor het bestaan van het pressieverbod is dat als je een verdachte onder zware druk zet, misleidt of intimideert, de verklaringen ook veel minder betrouwbaar worden. Het risico op valse verklaringen neemt toe. Zo zeggen ook Stevens en Verhoeven in hun stuk over politiële verhoringen en het risico op valse verklaringen. Ook het toepassen van bepaalde verhoormethoden is niet toegestaan en vallen onder het pressieverbod. Een goed voorbeeld daarvan is de Zaanse verhoormethode. Bij deze methode tracht de politie via het indringende en langdurig verhoren door tot het indringen tot onderbewuste van de verdachte om zo een herbeleving van het delict op te roepen. Verdachten worden daarbij niet alleen onder druk gezet door ze te vertellen dat er al overweldig een bewijs tegen ze is, maar ook door foto's van hun gezin aan de muur te hangen. De verdachte krijgt in mee te horen dat hij snel moet bekennen omdat zijn vrouw anders bijvoorbeeld binnenkort met een andere man zal zijn of dat zijn kinderen in de prostitutie of criminaliteit terechtkomen. Bij de aanhouding van Michael P. is er een foto van zijn moeder laten zien om hem onder druk te zetten en een verklaring af te leggen, waarbij hem gevraagd was werd of hij haar ooit nog wilde zien. Naar het orde van de Hoge Raad valt deze methode niet meer binnen de grenzen van de geoorloofde pressie. Uit artikel 359a lid 1 sub b strafvordering volgt dat de rechter op verschillende manieren kan reageren wanneer er sprake is van overtreding van het pressieverbod. De rechter kan vaststellen dat er een fout is begaan, maar daarin geen consequenties verbinden. Hij kan de schending compenseren door tot strafvermindering te besluiten. De rechter kan overgaan tot het toepassen van de bewijsuitsluitingsregel, waarbij de stukken die onder druk zijn verkregen niet worden meegewogen in de bewezen verklaring. En tot slot kan de rechter het Openbaar Ministerie niet ontzettend verklaren. Michael P. heeft in de zaak geen verklaring afgelegd. Dus hoewel er schendingen zijn geweest van de kautieplicht en het pressieverbod, is er geen sprake geweest van bewijsuitsluiting, omdat hij geen nadeel heeft ondervonden in zijn verdediging. Veel strafprocessuele bevoegdheden kunnen dus alleen ten opzichte van de verdachte worden uitgeoefend. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het recht op rechtsbijstand. Voordat het rechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, waarbij de rechter nog niet iemand heeft veroordeeld als dader, wordt er altijd gesproken met de term verdachte. Dit heeft te maken met de onschuldpresumptie. Een verdachte heeft recht op een juridische verdediging. Veel verdachten zijn namelijk niet juridisch geschold en zijn ook vaak nog niet eerder in aanraking geweest met politie en justitie. Om deze reden heeft de verdachte recht op een advocaat op grond van artikel 28 strafvordering. De verdachte kan voor het eerst gebruikmaken van een advocaat, tenzij het politieverhoor net nadat de aanhouding is geweest. Een verdachte heeft recht om minimaal een half uur met een advocaat te overleggen totdat het verhoor zal plaatsvinden. Dit is de consultatiebijstand. Hierin komt ook de rechtszekerheidsgrot terug die de advocaat behartigt. De advocaat zal de verdachte nogmaals wijzen op het pressieverbod en de kautieplicht. Het belang van een advocaat binnen het kader van de kautieplicht en het pressieverbod is erg belangrijk. Een advocaat behartigt de belangen van zijn cliënt, bijvoorbeeld tijdens het verhoor, zodat er geen onrechtmatige druk op de verdachte wordt uitgeoefend om een belastende verklaring af te leggen. Dit waarborgt het pressieverbod en zorgt dat elke verklaring in vrijheid is afgelegd. De advocaat houdt daarnaast toezicht op de procedureregels tijdens het verhoor en zorgt dat deze worden nageleefd. Wanneer bepaalde regels of voorschriften geschonden zijn, kan de advocaat hier een melding van maken en een aantekening doen. Wat hier later mee in rekening gehouden kan worden in de bewijsvoering. Zo is namelijk bepaald dat een verklaring die door een verdachte is afgelegd, zonder het geven van een kautie, niet in de bewijsvoering kan worden meegenomen wanneer de belangen van de verdachte zijn geschaald en deze niet meer hersteld kunnen worden op grond van artikel 359a's strafvordering. Dat ziet u dan ook vaak. Het idee van de wet is natuurlijk dat de burgers het kennen en moeten kennen. Nu zijn wij rechtenstudenten en leren wij letterlijk wat de wet is. Maar je ziet dat eigenlijk bijna niemand echt weet wat er nou in de wet staat. Ziet u dan ook dat er in de praktijk vaak verdachten zijn die helemaal niet wisten waar ze eigenlijk recht op hebben? En wat is ook de rol van een advocaat in zo'n zaak? Dat is een goede vraag. Tegenwoordig krijg je als je op het politiebureau komt, een folder waarin je rechten staan. Het punt is alleen de tijd daarvoor. Het moment dat je verdachte bent en dat je wordt aangehouden, dan krijg je nog niet die folder. Mensen die vaak in aanraking zijn gekomen met politie en justitie, weten wel wat hun rechten zijn, wat ze kunnen verwachten. Dus dat is het probleem niet. Maar stel dat je voor de eerste keer in aanraking komt met politie en justitie, dan zijn sommige dingen logisch. Je mag ervan uitgaan dat de politie je niet martelt, niet foltert om een verklaring af te dringen. Ook niet vanaf het moment van aanhouding tot aan het politiebureau. Maar recht op een advocaat, dat wordt je gezegd op het moment dat je wordt opgehouden op het politiebureau. Voor nadeel onderzoek komt de hulpopsie naar je toe. Die legt uit dat je hiervoor aangehouden bent. Je hebt recht op een advocaat. Weer daar gebruik van maken. Dat is wel heel belangrijk. Wat ik in de praktijk soms ook nog wel eens zie, is dat verdachte wordt voorgehouden door politieagenten. Als je een advocaat wilt, betekent dat wel dat je langer op het politiebureau blijft. Dus eigenlijk voor het gemak van de agent om zo snel mogelijk die zaak te kunnen afdoen, met als belofte ook aan de verdachte van doe maar afstand van je recht op een advocaat, want dan ben je sneller buiten. Wordt eigenlijk wel grondrecht geschonden dat je gewoon bijstand krijgt voor afgaand en tijdens dat hoor wat moet gaan plaatsvinden. Dus ook daar zie je in de praktijk dat het echt nog wel gebeurt dat sommige rechten, waarvan je zou zeggen van zelfsprekende rechten, dat dat niet altijd wordt nageleefd door onze overheid. Binnen de juridische wereld is er over dit onderwerp ook discussie over de vraag of de cautieplicht absoluut zijn of dat er alsnog ruimte is om deze niet altijd na te hoeven leven. Van Kempen heeft in de tijdschrift Delict en Delinquent ook een poging gedaan naar beantwoording van de vraag of er een beperking mag zijn van het zwijgrecht. Het recht op toegang tot een raadsman en de cautieplicht bij reële acute ernstige dreigingen voor het leven, de fysieke integriteit of de vrijheid. Van Kempen meent dat er sprake is van reële acute ernstige dreiging wanneer er sprake is van een onmiddellijke ernstige dreiging die zich zal verwezenlijken als deze niet wordt voorkomen. Hiervan is in ieder geval sprake bij ontvoeringen en persoonsvermissingen, zoals ook het geval was bij de zaak van Anne Faber. Van Kempen is van mening dat bij dit soort situaties veel belang is van de autoriteiten zoals politie en het OM om informatie te krijgen die kan helpen met het oplossen van de gevaar. Om deze reden geeft zij aan dat er grote druk kan zijn voor de overheidsinstantie om in strijd te handelen met het zwijgrecht op het moment dat het verhoor zal gaan plaatsvinden. Artikel 6 van het ERM en artikel 29 lid 1 strafvordering geven echter aan dat dit een absoluut recht is en daarom mag er geen afspraak van worden gedaan, ook niet bij een acute dreiging. In het arrest Ibrahim heeft het ERM bevestigd dat de cautieplicht ook een absoluut recht is en de overheid, zoals het woord al aangeeft, een plicht heeft tot het informeren van het zwijgrecht. Het is wel mogelijk om tijdelijk een advocaat te onthouden, maar niet een tijdelijke onthouding van de cautie. Van Kempen is het niet eens met deze rechtsregel. Zoals wij tot nu toe hebben besproken, hebben wij geprobeerd uit te leggen waarom de rechten die aan de verdachte toekomen belangrijk zijn om na te leven. Wij vinden dan nog steeds dat deze rechten op de juiste manier moeten worden nageleefd in het kader van het recht op een eerlijk proces. Verdachte en niet het slachtoffer is en blijft het object van de strafzaak. Een artikel bespreekt Groenhuizen de positie van de slachtoffer en welke verandering deze positie heeft meegemaakt sinds 1926. Met name sinds de jaren 80 heeft de positie een enorme ontwikkeling gemaakt. Het spreekrecht is hier een voorbeeld van. Het slachtoffer mag zich steeds meer uiten in wat hij inhoudelijk van de zaak vindt. In CBS-zaken is het zelfs soms toegestaan dat het slachtoffer inzagen in medische gegevens van de verdachte krijgt. De ontwikkeling die de slachtofferrechten hebben meegemaakt is zeker ten aanzien van de slachtoffers een positieve ontwikkeling. Dit heeft echter wel het gevoel gehad dat de balans binnen het strafprocesrecht is verschoven ten nadele van de verdachte en brengt een bepaalde spanning met zich mee. Het risico bestaat dat de focus van de verdachte binnen het strafprocesrecht is verschoven naar het beschermen van de slachtoffers en zijn of haar schade. Dit is alleen geen goede ontwikkeling, omdat de verdachte het hoofdobject moet blijven binnen de strafzaak zonder dat de rechtzaak te emotioneel wordt. Niels Dorenstein geeft zijn blik op of de uitbreiding van slachtofferrechten een afbreuk doet aan de fundamentele rechten die aan de verdachte toekomen. De familie van Anne Faber werd in ieder geval heel vaak benaderd en namen zelf ook de ruimte om hun emoties en hun kijk op de strafzaak te ventileren in de media. En die hebben ook tijdens de zitting zelf veel meer ruimte gekregen om hun verhaal te doen. Zo had ik bijvoorbeeld nooit meegemaakt dat een verdachte tijdens een slachtofferverklaring uit de zaal moest, omdat de slachtoffers, of de nabestaanden in dit geval, niet met hem in één ruimte wilden zijn tijdens het voorlezen. En dat is in die zin bijzonder, want ons strafrecht is er nog steeds op ingericht dat de verdachte terecht staat, en dat hij dus ook gewoon alles wat er in zijn zaak besproken wordt, dat hij dat feitelijk meemaakt. En nu zaten we in een andere zaal in de rechtbank, via een videoscherm, dat te beluisteren. En dat is natuurlijk gek, want de rechters kunnen dan ook niet zien wat de reactie van een cliënt was op bepaalde stukken die werden voorgelezen. En dat is al heel gek. En je ziet met de uitbreiding van de slachtofferrechten, dat het strafrecht toch echt wel een andere kant op gaat. De slachtoffers krijgen meer een rol, maar uiteindelijk moet eerst de rechter bepalen of dat iemand een dader is, en dan pas kan je in mijn optiek spreken van een slachtoffer. En dat uiteindelijk de meeste zaken die voor de rechter komen, dat die ook bewezen kunnen worden, maakt dat in mijn optiek niet anders, omdat iedereen onschuldig is tot het tegendeel bewezen is. En dan pas kun je wat mij betreft spreken als slachtoffer. En dit stukje civiele recht wat bij het strafrecht is toegevoegd, nou ja, daar vind ik echt, althans ik, de politiek moet echt goed over nadenken, of dat ze dat op deze manier willen doorgaan, of dat er toch meer een scheiding moet komen tussen eerst het strafproces en daarna het civiele deel, en dat is dan meer aandacht voor slachtoffer-mediation, schadeofgoeding. Maar nu is het te veel verweven, maar ik vind dat het wel ten koste gaat van de rechter van de verdachte, maar ook hoe het strafproces er op dit moment is ingericht. Zo, dan zijn we bijna bij het einde van deze aflevering. Wissan, wat is jouw mening? Ja, wij zijn natuurlijk tijdens onze rechtenstudie vooral bezig met de termen, met de theorie, met jurisprudentie. Wij passen nooit echt toe op zaken die echt zijn afgespeeld, dus ik vond het heel leuk om dat te analyseren. Ik vond het ook heel interessant om Niels Dorrestein zelf uit te nodigen en zijn inkijk op het onderwerp mee te krijgen. Het is inderdaad meer een spanningsstap dan je meekrijgt tijdens je studie. Het wordt altijd gewoon aangegeven dat dit uitgangspunten zijn van het recht, dat hier altijd aan voldaan moet worden. En dan zie je dat in de praktijk er toch wel echt een spanningsveld is tussen verschillende belangen. Dus dan tussen, wat je bijvoorbeeld zag, het belang om Anne Faber te vinden en het belang van Michael P. om de kautieplicht verleend te krijgen. En dan zie je dat het toch niet altijd zo zwart op wit is. Wat vind jij, Annika? Ja, ik ben het eigenlijk helemaal met je eens. En ik denk ook wel dat Niels Dorrestein ons een ander inzicht heeft gegeven, ook over de slachtofferrechten. Wij dachten misschien aan het begin, oh, waarom zou je niet slachtoffer meer rechten geven? Maar hij heeft ook juist nu laten zien dat dat misschien ook nadelig is, ook voor hoeveel tijd het gaat kosten, maar ook voor de verdachte zelf. Dus ik denk dat we ook weer nieuwe inzichten hebben gekregen. Dit gaat natuurlijk wel over de Anne Faberzaak die iedereen heeft meegekregen. Dit heeft ook afgespeeld terwijl wij op de middelbare school zaten, voordat wij begonnen aan de rechtenstudie. En toen was eigenlijk wel iedereen zijn reactie, waarom doet iedereen zo moeilijk over de veroordeling van de dader, hij heeft het toch gedaan, waarom wordt het dan zo lastig gedaan. En ja, dan zie je als je toch wel je verdiept in het juridische gedeelte, dat er toch wel meer achter de schermen afspeelt dan op het eerste gezicht lijkt. En dat bij elke zaak, op welke daad er dan ook gepleegd is, het altijd van absoluut belang is om de rechten van de verdachte wel na te leven. Met het oog op de onschuldpresumptie. In deze zaak zie je dus heel erg de rechten van de verdachte terugkomen. Zo ook de kautieplicht die in deze zaak geschonden is. Het is belangrijk om deze rechten te waarborgen, ook al lijkt het soms oneerlijk tegenover het slachtoffer. Ook de rechten van de slachtoffer zijn belangrijk, maar zoals Niels Dorenstein ons ook vertelde, is het misschien niet goed voor het proces om hun allemaal rechten toe te kennen. Deze podcast geeft in ieder geval weer stof tot nadenken voor de rechtenstudenten. Wij willen Niels Dorenstein bedanken voor het meewerken aan deze podcast en hopelijk zien we je snel weer bij de volgende aflevering.

Listen Next

Other Creators