Details
Nothing to say, yet
Details
Nothing to say, yet
Comment
Nothing to say, yet
Once upon a time, there was a girl who lived in the forest with her mother. She always wore a red cape and everyone called her Red Riding Hood. One day, her mother asked her to bring homemade cookies to her sick grandmother. Along the way, Red Riding Hood ate all the cookies and decided to pick flowers for her grandmother instead. She was approached by a wolf who tricked her and went to her grandmother's house pretending to be Red Riding Hood. The wolf ate her grandmother and then ate Red Riding Hood too. A hunter later came and discovered the wolf, saving Red Riding Hood and her grandmother by cutting open the wolf's belly. They then filled the wolf's stomach with stones and when the wolf went to drink from a well, it fell in and was never seen again. Er was eens een meisje dat samen met haar moeder in het bos woonde. Toen ze acht jaar werd, gaf haar moeder haar haar een cape met een rood kapje. Vanaf die dag droeg ze het altijd als ze naar buiten ging en noemde iedereen haar rood kapje. Op een dag staat het rood kapje in haar moeder samen thee te drinken. Rood kapje, grootmoeder is ziek en ik heb koekjes voor haar gebakken. Wil jij die naar haar toe brengen? Hmm, zelfgebakken koekjes, dat zou grootmoeder vast lekker vinden. Ja, dat denk ik ook, maar denk erom dat je op het pad bent. Ik zou niet willen dat je de boze wolf tegenkomt. Ik ben niet bang voor een boze wolf hoor. Dag moeder. Dag schat. Rood kapje huppelde door het bos op weg naar haar grootmoeder. Wat ruiken die koekjes toch lekker. Grootmoeder vindt het vast niet erg als ik er eentje proef. Hmm, lekker hoor. Maar wat zijn er nog veel. En grootmoeder is maar alleen. Ik mag er vast nog wel eentje proeven. Heerlijk. Ik vraag me alleen af of grootmoeder wel zin heeft in koekjes als ze ziek is. Ze vindt het vast niet erg als ik er nog een paar opeet. Oh, wat erg. Ik vond ze zo lekker dat ik ze bijna allemaal opgegeten heb. Weet je wat, ik krijg wat bloemetjes voor grootmoeder. Daar heeft ze vast meer aan als ze ziek is. Daar kan ik die laatste koekjes ook nog wel op eten. Rood kapje ging van het paadje af en dwaalde het bos in opzoek naar bloemen. Toen ze plotseling vanachter een boom een angstenjagend geluid hoorde. Hé, wat is dat? Dag rood kapje. Oh, hemeltje. Dag boze bos. Waar ga jij naartoe? Naar grootmoeder. En wat zit er in je mandje? Koekjes. Maar die heb ik per ongeluk opgegeten. Daarom ga ik die bloemen plukken, want grootmoeder is ziek. Dat zal ik je vertellen waar je de mooiste bloemen kan vinden. De wolf stuurde rood kapje naar een plek heel ver van het paadje af, diep in het bos. Daarna liep hij zo hard hij kon over het paadje naar het huis van grootmoeder. Wie is daar? Ik ben er, rood kapje. Trek maar aan het touwtje, lieverd, dan gaat de deur van touw open. De wolf liep naar binnen, zag grootmoeder in bed liggen en rende naar haar toe en at haar een één hap op. Daarna ging hij in bed leggen en trok hij de depes over zijn hoofd. Wie is daar? Ik ben er, rood kapje. Ik heb mooie bloemen voor je meegebracht. Trek maar aan het touwtje, dan gaat de deur van touw open. Hier ben ik, en hier zijn de bloemen. Mooi, hè? Kom maar even dichterbij, dan kan ik de bloemen beter zien. Maar grootmoeder, wat heeft u grote oren? Touwtjes, dat weet ik niet. Maar u ziet er zo anders uit. En wat heeft u grote ogen? Dat is om u beter te kunnen zien. Maar grootmoeder, wat heeft u een grote mond? Dat is om u beter te kunnen opeten. De wolf sprong uit bed en at de rood kapje een één hap op. Daarna kroop hij weer in bed om een lekker tukje te gaan doen. De jager, die wist dat grootmoeder ziek was, besloot even bij haar langs te gaan. Eens even kijken of alles goed is met die arme oude vrouw. Kijk, hier hangt een touwtje. Ik hoef er maar aan te trekken en de deur gaat open. Wat hoor ik? Nou, grootmoeder kan wel snurkens zijn. Wat zie ik nou? Dat is grootmoeder niet. Dat is de boze wolf. Wat heeft hij een dikke buik? En grootmoeder is nergens te zien. Ik denk dat ik wel weet wat er gebeurd is. Met de achterkant van zijn geweer sloeg de jager op het hoofd van de slapende wolf, die meteen bewusteloos was. Toen pakte hij een schaar en knipte hij de buik van de wolf open. Oh, zie je nou wel? Daar is grootmoeder. Oh jager, wat een schrik! Dankjewel dat hij mij gered heeft. Niks te danken hoor, grootmoeder. Maar wacht eens, volgens mij zit er nog iemand in de buik van de wolf. Kijk nou, rode kapje. Oh, wat ben ik geschrokken zeg. Dit was zo donker in de buik van de wolf. Nou, die wolf mogen wel eens een lesje leren. Wacht, ik weet iets. De jager pakte een paar grote stenen en stopte die samen met rode kapje in de buik van de wolf. Daarna naaide grootmoeder de buik van de wolf dicht. Ze verstopte zich achter de bank en wachtte tot de wolf wakker werd. Oh, wat heb ik een dorst. Grootmoeder en rode kapje liggen me wel zwaar op de maag. Ik ga wel wat drinken bij de put buiten. Wat is die put diep zeg. Als ik nou wat verder eroverheen buig, kan ik er misschien wel bij. Doordat de wolf veroverboog, rolde de stenen in zijn buik naar voren en viel de wolf met een grote plons in de put. Grootmoeder, de jager en rode kapje hebben de wolf nooit meer...