Details
Nothing to say, yet
Details
Nothing to say, yet
Comment
Nothing to say, yet
This video provides information about the structure and functions of seed plants, including their reproductive processes and adaptations to the environment. Seed plants consist of stems, leaves, roots, and flowers with seeds. Stems transport substances through wood and bast vessels, store nutrients, and provide support. Leaves perform photosynthesis and have stomata for gas exchange and water regulation. Roots anchor plants and absorb minerals, while also storing reserve substances. Flowers are important for plant reproduction, with male parts called stamens and female parts called pistils. Seed production occurs through the fusion of pollen and ovules. Plants can reproduce sexually with seeds or asexually through bulbs and tubers. Plant adaptations include characteristics for wind or insect pollination, as well as leaf modifications to survive in different climates. Welkom bij deze video over planten. Zaadplanten zijn op een bepaalde manier opgebouwd. De onderdelen van deze planten en de functies daarvan komen in deze video aan bod. Onderdeel B van deze video zal gaan over de geslachtelijke voortplanting en ongeslachtelijke voortplanting van planten. Als laatst worden ook de aanpassingen van planten aan de omgeving besproken. Zaadplanten kunnen worden onderverdeeld in vier onderdelen. Je hebt stengels, bladeren, wortels en de bloemen met bijbehorend ook de zaden. In het algemeen kunnen alle onderdelen van een plant voedingsmiddelen voor de mens zijn. We zullen nu één voor één alle onderdelen van de zaadplant bespreken. We beginnen met de stengels. De stengels hebben drie functies. Ten eerste vindt er transport van stoffen in de stengels plaats. Stoffen zoals water, mineralen en glucozen worden gepransporteerd via houtvaten en bastvaten. Houtvaten transporteren water en mineralen, oftewel voedingszouten, en bastvaten transporteren water- en energiereike stoffen. Bastvaten en houtvaten gaan beide een andere richting op. Houtvaten transporteren de stoffen van de wortels naar de rest van de plant en bastvaten transporteren de stoffen van de rest van de plant naar de wortels. De stengels zijn niet alleen betrokken bij het transport van stoffen. Stengels spelen ook een rol bij de opslag van stoffen. Bovendien zijn de stengels ook belangrijk bij de stevigheid van een plant. Het volgende onderdeel van de zaadplant waar we naar zullen kijken, zijn de bladeren. De belangrijkste functie van bladeren is de fotosynthese. De fotosynthese vindt plaats in bladeren, doordat de cellen in de bladeren bladgroenkorrels bevatten. Bladgroenkorrels kunnen met de hulp van licht glucozen maken. Bij het proces van fotosynthese worden koolstofdioxide, water en waterstof, Bij het proces van fotosynthese worden koolstofdioxide, water en lichtenergie gebruikt voor de vorming van glucozen en zuurstof. Fotosynthese vindt alleen bij planten plaats, want alleen planten hebben bladgroenkorrels. Let op dat fotosynthese in alle groene delen van de plant plaatsvindt, dus niet alleen de bladeren, maar het kan ook voorkomen in de stengels. Een ander belangrijk onderdeel van de bladeren zijn de huidmondjes. In de afbeelding zie je deze ook als kleine openingetjes in de opperhuid van de bladeren, en deze bevinden zich voornamelijk aan de onderkant van de bladeren en op de stengels. Deze huidmondjes zijn betrokken bij de verdamping van water en bij de opname en afgifte van gassen. De verdamping van water kan door de huidmondjes worden gereguleerd, doordat huidmondjes open en dicht kunnen gaan. Hierdoor kunnen ze de verdamping van de plant regelen. Als de huidmondjes open zijn, kan er veel verdamping van water plaatsvinden en als de huidmondjes dicht zijn, juist minder. Als er veel huidmondjes open zijn, is er dus veel verdamping van water en zal de plant veel water moeten opnemen via de wortels. Doordat de huidmondjes ook betrokken zijn bij de opname en afgifte van gassen, zijn ze ook erg belangrijk bij de fotosynthese. Via huidmondjes nemen planten namelijk koolstofdioxide op, wat ze kunnen gebruiken bij de fotosynthese. Bovendien wordt via de huidmondjes zuurstof afgegeven, want dit ontstaat bij de fotosynthese. Aangezien fotosynthese alleen in het licht kan plaatsvinden, zijn de huidmondjes open in het licht, maar fotosynthese vindt niet plaats in het donker, dus dan zijn de huidmondjes dicht. Zonder wortels kan een zaadplant niet lang overleven. De functies van de wortels zijn dus ook erg belangrijk. Ten eerste zijn de wortels betrokken bij bevestiging in de bodem. Doordat de wortels stevig in de grond zitten, kan de plant niet zomaar omvallen of omwaaien. Daarnaast vindt er via de wortels de opname van mineralen, oftewel voedingszouten, plaats. Via de wortels nemen planten deze stoffen op met behulp van de wortelharen op de wortels. Wortelharen zorgen er dus voor dat de oppervlakte van de opname wordt vergroot. Als derde worden in de wortels ook reservestoffen opgeslagen. Een voorbeeld van zo'n reservestof is zetmeel. Het laatste onderdeel van zaadplanten die we zullen bespreken zijn de bloemen. Sommige zaadplanten hebben bloemen. Bloemen zijn erg belangrijk bij de voortplanting van zulke planten. We bekijken hier in een dwarsversnede de onderdelen van een bloem. Het buitenste kleurrijke deel van een bloem wordt gevormd door de kroonbladeren. Helemaal aan de buitenkant en meestal ook onderkant hiervan zitten de kelkbladeren. Kelkbladeren zijn de buitenste bladeren van een bloem en deze zijn vaak groen. In een bloem zitten bepaalde delen die belangrijk zijn voor de voortplanting. Het mannelijke deel van een bloem zijn de meeldraden. Meeldraden bestaan uit een helmknop en helmdraden. Samen zijn deze twee delen belangrijk voor het maken van stuifmeelkorrels. Bij vrouwelijke bloemen vind je een stamper. Een stamper heeft ook een aantal onderdelen en van boven naar beneden zijn dit de stempel, de stel en het vruchtbeginsel. De stempel is belangrijk bij het opvangen van stuifmeelkorrels, de stel is belangrijk bij het verbinden van de stempel met de vruchtbeginsels en deze vruchtbeginsels bevatten zaadbeginsels met daarin eicellen. Bij de geslachtelijke voortplanting van planten zijn dus mannelijke en vrouwelijke bloemen betrokken. Bij deze geslachtelijke voortplanting komen een stuifmeelkorrel en een eicel samen, waarna de kernen met elkaar zullen versmelten. Hierdoor raakt de eicel bevrucht en groeit dan uit tot een kiempje. Het vruchtbeginsel in de stamper groeit dan uit tot een vrucht. Bij de bouw van zaadplanten hebben we het al kort gehad over de voortplanting van planten. Nu wordt dieper op de geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting van deze organismen ingegaan. De voortplanting van zaadplanten vindt plaats met behulp van zaden. Zaden zijn betrokken bij de geslachtelijke voortplanting en zoals we net hebben gezien zijn daar twee ouders bij betrokken. Zaden worden gevormd als een stuifmeelkorrel en een eicel samenkomen, de kernen met elkaar versmelten, waardoor de eicel bevrucht is. Deze eicel groeit uit tot een kiempje en het kiempje is onderdeel van een zaad. Een zaadje bevat een aantal onderdelen met elk een eigen functie. Ten eerste is er de zaadhuid. Dit is de buitenste laag van een zaad en is belangrijk voor de bescherming van het kiempje. Het kiempje kan namelijk uitgroeien tot een nieuw plantje. Om het kiempje te helpen uitgroeien is er reservevoedsel nodig. Dit reservevoedsel bestaat onder andere uit eiwitten, vetten en zetmeel. Het verspreiden van de zaden is ook erg belangrijk. Het verspreiden van de zaden kan plaatsvinden door de wind, door dieren of door het wegschieten van zaden. Een ander voortplantingsmechanisme van planten is via bollen en knollen. Bollen en knollen zijn echter onderdeel van de ongeslachtelijke voortplanting, waarbij dus één van de zaken van de zaad is. Een andere functie van de ongeslachtelijke voortplanting, waarbij dus één ouder betrokken is. Hierbij vindt geen bevruchting plaats. Voortplanting via bollen. Bollen bevatten vaak een buitenste laag, ook wel een rok genoemd. Naast de functie voor de ongeslachtelijke voortplanting, is een bol ook belangrijk voor de opslag van reservestoffen. Knollen worden ook gebruikt voor de ongeslachtelijke voortplanting. Een voorbeeld van knollen zijn aardappels. Net zoals bollen hebben ook knollen een rol bij de opslag van reservestoffen. Het laatste onderdeel van deze video is de aanpassing van planten aan de omgeving. Net zoals dieren hebben namelijk ook planten zich aangepast aan de omgeving waar ze in groeien. Planten kunnen op verschillende manieren zijn aangepast aan de omgeving. Zowel de bladeren als de bloemen kunnen zijn aangepast aan de omstandigheden van de plant. Een belangrijke reden voor het aanpassen van bloemen is de manier van bestuiving. Bestuiving betekent het overbrengen van het stuifmul van de ene bloem naar de stamper van een andere bloem. Bestuiving van bloemen kan op twee manieren, namelijk via de wind, maar het kan ook via insectenbestuiving plaatsvinden. Planten kunnen aangepast zijn aan windbestuiving of aan insectenbestuiving. Hierdoor hebben de bloemen verschillende kenmerken. Bloemen die door middel van de wind worden bestuift hebben geen opvallende kleur kroonbladeren. Ze hebben geen geur, vormen geen nectar, maar hebben in plaats daarvan wel veel en licht stuifmul dat makkelijk wegwaait. Een andere aanpassing is de lengte van de meeldraden. Bij windbestuiving is het handig als de meeldraden lang zijn en boven de bloem uitsteken waardoor de wind erlangs kan waaien en het stuifmul mee kan nemen. Dit stuifmul komt op de stampers terecht doordat de stampers ook lang zijn en ook boven de bloem uitsteken. Bij insectenbestuiving zijn er andere kenmerken. Om insecten aan te trekken hebben de kroonbladeren een opvallende kleur. Bovendien hebben deze bloemen een geur om insecten aan te trekken en produceren ze ook nectar om bijvoorbeeld bijen aan te trekken. Om ervoor te zorgen dat het stuifmul verspreid wordt produceren deze bloemen plakkerig stuifmul wat aan de insecten blijft plakken en zo bij andere bloemen terecht komt. Bij insectenbestuiving zijn de meeldraden korter en zitten in de bloem en ook de stampers zijn korter en zitten ook in de bloem. Aanpassing van de bladeren van planten is nodig doordat planten kunnen leven in verschillende klimaten. Planten kunnen leven in een droog klimaat maar ook in een waterklimaat. In een droog klimaat is er een waslaag die voorkomt dat water verdampt en daardoor de plant beschermt tegen uitroging en beschadiging. Ook zullen de bladeren weinig huidmondjes bevatten zodat er weinig verdamping van water plaatsvindt. Planten die in het water leven hebben juist hele andere aanpassingen. Deze planten hebben drijvende bladeren nodig en bevatten daarvoor grote luchtholtes. Een aantal overige aanpassingen van planten zijn bijvoorbeeld de manier van groeien, het tijdstip van bloeien of de manier van overwinteren. Klimplanten hebben ondersteuning voor de groei van de bladeren. Klimplanten hebben ondersteuning nodig omdat de stengels niet sterk genoeg zijn om de hele plant te ondersteunen. Klimplanten groeien dus altijd tegen een andere structuur aan. Bepaalde planten komen vroeg in het voorjaar tot bloei. Dit zijn voorjaarsbloeiers. Deze planten komen door het zonlicht in het voorjaar al vroeg tot bloei en de energie voor deze bloei is tijdens de zomer en herfst daarvoor al opgeslagen. Als laatste rosetvormige planten. Dit zijn planten waarbij slechts een klein deel van de plant, de roset, overwintert boven de grond. De onderstaande opdrachten zullen over de onderwerpen van deze video gaan, namelijk de bouw van planten, de voorplanting van planten en aanpassingen van planten aan de omgeving. Maak deze opdrachten om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op het eindexamen.