Home Page
cover of Stille wateren, diepe gronden
Stille wateren, diepe gronden

Stille wateren, diepe gronden

00:00-18:16

Nothing to say, yet

Podcastsilencemusicspeechinsidesmall room
9
Plays
0
Downloads
0
Shares

Transcription

Alex, the oldest brother in the Van Puynbroek family, was a quiet child who preferred his intellectual passions over playing with other boys his age. He excelled academically and was passionate about poetry and nature. However, he was heavily bullied by his peers and struggled to find employment after being hospitalized for mental health issues. This, along with the shame of unemployment, led him to attempt suicide multiple times. Ultimately, he took his own life by jumping in front of a train. In his diary, Alex reflects on his childhood and the pain he experienced. He also contemplates the idea of death and wonders if it could bring relief from his suffering. Als ik naar hierboven zie, en leven zonder sterven, en hieronders een diep graf en een bleke dood te erven, dan roep ik, lieve God, hoezeer ben ik verblind dat ik deze hemel zie, en daar dan nog bemind? Alex was de oudste broers in de Van Puynbroek familie. Als kind was hij opmerkelijk stil en speelde hij niet vaak mee met de andere, normale jongens van zijn leeftijd. Alex verkoos zijn geestelijke hartstochten boven het jongensvermaak van zijn leeftijdsgenoten. Hij was dan ook altijd eerste van de klas en hij liet de tweede van de klas altijd met een paar procenten achter hem. Alex was totaal gepassioneerd door de dichterskunst en genoot met volle teugen van de natuur en zijn werk. Hij was gevoelig, altijd in zichzelf gekeerd en gefascineerd door natuur en taal. Hij werd daarvoor zwaar gepest door zijn medemannen, en nadat hij één keer werd opgenomen in het psychiatrisch hospitaal, kon hij amper nog aan werk geraken. De schaamte van werkloos te zijn hoogt heel zwaar op zijn eigen waarden, en de combinatie met de stemmen van zijn kwelduivels hoogte zwaar en dreef hem tot een drastische beslissing. Alex ondernam twee pogingen om zich van het leven te beroven, door een overdosis medicatie. Daarna volgde een poging tot ophanging, en hij werd twee keer opgenomen in een psychiatrische instelling. Uiteindelijk heeft hij zelf maar gepleegd door onder een trein te springen. Op het doodsbericht schrijft de dorpspastoor, door zwakte en gevoeligheid heeft Alex ons verlaten. Mijn vader heeft mij de kans gegeven in het dagboek van Alex te kijken, dus daar wil ik nu het eerste blad uit voorlezen. In vrije ogenblikken denk ik wel eens aan de tijd ter kindsheid terug, en een zachte ontroering, en op vreemde wijze daarmee gepaard een pijnlijk gevoel, doorhuivert aan mijn ziel. Als ik het heden wil ontvluchten, doe ik dat met een sprong achterwaarts. Ik buig mij dan al levend over mijn verleden, en houd stil waar ik mij ook mag bevinden. Hoe ook, dit herinneren heeft voor mij altijd iets bevreemds, en ik kan mij best voorstellen dat vele een geheel mensenleven nodig hebben om een jeugd te ontgroeien. Ik houd me meestal op bij mijn jeugd, uit vrees voor een taarde werkelijkheid, de dag van vandaag. Soms is deze dag van vandaag niet anders dan een gedurige herbeleven van mijn jeugd. Ik verkies dan de glorie van het verleden boven de povere dag van het heden, zonder luister, zonder schoonheid. Ik kan me ook best voorstellen dat hoe ouder een mens wordt, hoe vaker hij zijn jeugd herbeleeft, vaak schoner dan zijn waarheid geweest is, want door herinneren slijt het lelijke der prilste jaren. Ik geug mij alleen het wonderlijke, het schone, zachter, inniger gekleurd, door het herinneren, en ook door een drang, een behoefte naar het verfraaien van wat geweest is. Al een houden van schone dromen. Wat anders is het bemijmeren der vervlogen jaren, dan leven in een droom, waarin het bewuste en het onbewuste in doorzichtige helderheid samenvloeien. De sfeer van deze droom, zo rijk, zo verscheiden, vooral zo innig, wordt mij vertrouwd. Gebaren worden het, toestanden, figuren, geuren, kleuren en smaken. Ik vraag, wat anders is het bepijnsel der jeugd, anders dan een verlengen naar herbelevenis, van geluk, waarvan het vreemdste is dat ik het onbewust genoten heb. Ik heb ook mooi ervaren dat ik, ook voor het eenvoudigste geluk, vaak loon van bitterheid en smaad en schande moest betalen. Mijn geluk der jeugd, meende ik, werd mij toegemeten, zonder enige prijs. Nog in mijn waan vergat ik, dat anderen, mijn ouders, mijn broers en zusters, mijn vrienden der jeugd, schatten hebben moeten aanbrengen voor mijn geluk. En ook dit zou ik willen vragen, gaan onze heimelijkste bewonderingen en afgunst niet naar hen, die het beleven en herbeleven van geluk, mannelijk, weet te versmalen voor het leven zoals het is? Ik heb al eens gedacht, in benarde ogenblikken, dat ik een ongelukkige jeugd heb versleven, met teveel eenzaamheid, te weinig zon, te weinig jongensvermaak. Maar dit is onjuist. Ik heb dankzij mijn eenzaamheid heerlijkheden, vervoering en verrukking herkend, weliswaar een andere soort van vermaken, van meer normale jongens te plegen hadden, maar die mij anders onthouden zouden gebleven zijn. Ik heb vonkelingen van kleur gezien, golvingen van muziek gehoord, mijn hart is warm van tederheden geweest, mij is innigheid en zoetheid toegevloeid, die mij troost in benarde ogenblikken. In mijn diepste wezen blijf ik toch het kind dat ik eens geweest ben. Ik ben afgedwaald, ik heb crisisse door worstels gekregen, naar ziel en lichaam. Ik heb na pijnlijke zelfstrijd verbrand wat ik eens heb aanbeden, ik heb diepere perspectieven ontwaard. Ik heb de gloed ervaren van geestelijke hartstochten, ik heb mogen ondervinden dat de hartstocht van mijn geest de vervoerendste was, maar dat ook voor deze het lichaam tot de grootste zelfopoffering en buitensvernederingen in staat was. Ik heb, omdat ik een mens ben, dwazestreken aangevangen, omdat leven nu eenmaal een moeilijke deugd is en niet makkelijk te leren. Gelukkig, ik heb mezelf om de tuin geleid en voor anderen minder komedie gespeeld dan voor mijzelf. Ik heb ontdekt dat ik toch altijd het kind ben gebleven dat ik was. Een mens huiverend voor het geweldige, mij steeds ontsnappende leven, en toch beherend met heel mijn wezen. We zien hier dat Alex altijd al een afstand heeft ondervonden tussen hemzelf en andere jongens van zijn leeftijd. Een van de dingen die mij het meest opviel tijdens het lezen van zijn passages, is dat hij nergens spreekt over eender welke vrouw uit zijn leven, ze komen gewoon niet aan bod. De enige uitzondering is zijn verpleegster, die ongeveer een halve pagina in het dagboek van Alex krijgt. Doorheen het hele dagboek geeft Alex het enkel over zijn problematische relatie met andere mannen, die hij vaak aanduidt in de zin, die lui. En verder de zin, gelukkig, ik heb mezelf om de tuin geleid en voor anderen minder komedie gespeeld dan voor mezelf, is daarbij heel veelzeggend. Ik weet niet zo goed wat ik ervan moet maken, als iemand suggesties heeft, mag je mij het zeker komen zeggen. En ook al kon hij zo genieten van zijn innerlijke roedingen, vroeg of laat zou de eenzaamheid en de pesterijen hem te veel worden. In het volgende stuk dat ik uit zijn dagboek ga voorlezen, gaat het over zijn zelfmoordgedachten. En het is redelijk expliciet, dus als u het moeilijk hebt met deze onderwerpen, dan is nu misschien het moment om af te haken. Ik leun tegen een muurtje. Het is avond en het gebouw biedt mij enige bescherming tegen de koude wind. Als nu straks de tuin zou komen aanrazen en ik ging op de spoorreels leggen, zou mijn kop eraf gerukt worden. Met een laatste gilende kreet zou ik afscheid nemen van deze wereld. En nu vecht ik, slechts in schijn. In schijn voor mezelf en de anderen. Ik geef niets om mijn poverleven, maar een mens moet ook aan zijn familie denken. En zij zijn goed, dat moet ik toegeven. Maar dan zou de tuin komen aangeraast. Komt hij al? Mijn ogen turen in de verte, in de donkere zwarte nacht. Het zou veel netter zijn, door ophanging te worden verlost, dan door een trein mijn hoofd te worden afgerukt. Ik zou er na mijn dood nog mijn best willen uitzien. Eigenlijk was dat gelijk. De hoofdzaak, ik zou van alles af zijn, van mijn zondergedachten, vrees en wanhoop. Alles zou als afvallende bladeren in de herfst van mij afvallen. Want ze zeggen, de dichters en zo, dat de dood goed is. Zou het waar zijn? Niemand is ooit teruggekomen om het te vertellen. Het zou kunnen waar zijn, want doden liggen zo roerloos. En wie angst en zorg draagt als een last, kan niet rustig blijven. Ik stak een sigaret op en tuurde naar de sterrenhemel. Ik was niet kalm. Ik moest denken, altijd denken. En ik vroeg mij af of het nu wel de moeite waard was om te leven. Benst jongen van twintig jaar, dat wel ooit. Moeder, waarom leven wij? Deze vraag was mij opgedrongen door omstandigheden, waarvan vrees en wanhoop de betreuringswaardige bestandsmiddelen waren, die in mijn onrustig en gefolterd gemoed in nare ogenblikken steeds opbelden. Ja, toen was die akerige tijd begonnen. Ik huiver als onder een koude wind. Iedere dag van die afgelopen drie jaar staat in mijn geheugen gegrift. Er waren niet veel zorgeloos onbezorgde dagen geweest. En soms was de kalmte erger dan de storm. Want telkens als het rustig bleef, vroeg ik mij af, wat voor nieuw onheil er nu weer in de maak zou zijn. Het was april, een maand vol grillen van glinsterende sneeuwvolkjes in de zon, die je steeds kon verwachten, maar zelden of nooit kwam opdagen. Ik ben als een aprilse grill, dacht ik. Ik zou willen, vrolijk zijn en lachen als de zomerse zonnen schijnen. Maar mijn hele leven is somber en zwaar als een dikke witte sneeuwwolk geworden. Moest ik hier kalm blijven in de donkerte, bij de grillige, wentelende wereld? Waar zou ik dan nog rust vinden? Misschien in het klooster, maar dat deed denken aan een gesticht, gesticht nachtmerrie. Ik had geen begrip meer van de tijd. Ik herbeleefde de voorbije drie jaar. In de bloei van mijn leven was mijn leven vergaald door die lui. Mijn geheugen was als een fotoalbum. Ik zag in stijgende lijn de feiten die zich opstapelden tot omstandigheden, die tot drie maal toe naar een climax voerden. Een climax waardoor ik een paar ontgoochelingen ben rijker geworden en op rekening van mijn ervaring kon brengen. En ik vroeg me af waarom. Waarom moest dit alles gebeuren? Haalde mij dat telkens door mijn hoofd. Waarom? En dan angstvol, waarom ik? Dan liever dood. Ik kan niet leven zonder eenegaal vast, zonder logisch denken, het leven begrijpen, niet zomaar ondergaan, nooit meer. Dan liever ineens er een einde aan maken. Ik keek naar de spoorrails. Eén ruk en dan alles. Gedaan. Verschrikt trok ik mij terug tegen het muurtje. Hoe ver was ik gekomen? Zelfmoord, weer al. Vreselijk. Meer dan nooit meer, dat was laf. En laf wou ik niet zijn. Angst hebben is nog niet laf zijn. Ik wende mijn blik af van de spoorrails en trok mij terug in naar de straat. En weinig later hoorde ik de sneltuinen voorbij razen. Wereldwijd plegen mannen drie tot vier keer zo vaak zelfmoord als vrouwen. Jonge mannen zoals Alex plegen al nergenlang het land drie tot zeven keer zo vaak zelfmoord als jonge vrouwen. Het hoogste percentage zelfmoorden in de Verenigde Staten staat op naam van witte mannen, gevolgd door zwarte mannen en dan latino mannen. Pas daarna komen witte vrouwen. In de Verenigde Staten en Engeland slaan mannen vier keer zo vaak de hand aan zichzelf als jonge vrouwen. En tien keer zo vaak in de hoogste leeftijdsgroep. Van alle zelfmoorden boven de 65 nemen mannen 83% voor hun rekening. Witte mannen zijn goed voor 72% van alle zelfmoorden en goed voor 79% van alle gewelddadige zelfmoorden. Vuurwapens, autocrashes of voor de treinspringen. Bestedag zoals bij Alex is hier een belangrijke factor. Maar ook het onvermogen van mannen om hun eigen gevoelens te uiten spelen ook bij mannen specifiek een belangrijke rol. Verder is ook werkloosheid een belangrijke risicofactor. Alex heeft heel lang moeite gehad met werk vinden. De allerlaatste passage van zijn dagboek gaat hierover. Over zijn schaamte wat betreft werkloosheid. Hierna heeft hij zelfmoord gepleegd. Het is deze laatste pagina die ik nu ga voorlezen. Weet je wat ik nu het ergste vind? Dat de mensen uit mijn omgeving op mij neerkijken. Alsof ik de pest heb omdat ik zonder werk zit. Allee, zeggen ze dan. Een jongen met twee armen aan zijn lijf. Die moet toch ergens anders weg kunnen als hij dat echt wil. Maar ze weten verdomme niet hoeveel bedrijven ik al heb afgelopen om werk te vinden. Of hoeveel ik al heb getelefoneerd, maar telkens weer krijgen te horen. Het spijt ons, ervaring, rijbewijs C, 25 jaar. Ik moet niet verder luisteren. Het spijt hen altijd zo verschrikkelijk, maar werk hebben ze nooit. En dan kom ik terug van het stempellokaal. En dan hoor ik de mensen denken. Daar heb je hem weer. Nog altijd zonder werk. Zou hij dat wel zoeken? Hij zal het wel plezierig vinden. Niets doen, dat opgeld trekken. En er geen ene klop voor moeten doen. En tijd zat voor klusjes. Na een paar weken kwam ik slecht gemutst terug thuis van het stempellokaal. Maakte een omweg, reed het veld in. Want de mensen kon ik niet zien. Zat dan wat in de woonkamer te piekeren. Of schreef een hoofdstuk van dit boek. Mijn moeder moest telkens zeggen. Ga eens weg, ik moet daar stof zuigen. Ik zou er iets van kunnen krijgen, dat stof zuigen. Ik voelde me als een gevangenen. Alex doet eens dit, Alex doet eens dat. Ik maar gehoorzame. Graag gedaan hoor, daar gaat het niet om. Maar het gaat hem om de leeftijd. 21 jaar. De leeftijd dat je wat naar zelfstandigheid groeit. En ik hang nog af van die dagelijkse karrewijtjes van mijn ouders. Of grootmoeder. In plaats van overdag mijn vast werk te hebben. Dag in, dag uit. Vast werk? Ja. Op mijn laatste werk heb ik goed mijn best gedaan. Toch, dit duurde maar een jaar. Niet als ik het goed naga. Het waren de mooiste momenten. De heerlijkste maanden in mijn leven. Het jaar 76. Met zijn prachtige zonnige zomer. Het jaar met zijn lange, hete zomer. Op mijn nieuw werk was ik werkelijk met mijn gat in de boter gevallen. Ik zoek nog steeds de woorden om te omschrijven hoe heerlijk die harmonie was. Thuis, werk, ontspanning. Ik kan er niet genoeg de nadruk op leggen hoe fascinerend mijn nieuwe hobby was. Gedichten schrijven. Ik was zo overvol van nieuwe levensindrukken, dat ik er niet aan dacht. Dat ik eigenlijk de bakken stiel en varewel had gezegd. En nu zit ik hier, aan stempelen aan, te niets doen. Ja, schrijven. Maar dat is een gevecht leveren met mijn eigen. Ik tijdens het schrijven, herbeleef mijn verleden. En de kans is groot dat dat schrijven mij leegzuigt. Dan wordt het mij zwaar te moedigen, als ik terugdenk aan mijn jonge jaren. Die ik heb doorgebracht als banketbakker. Vooral bij het terugdenken aan mijn eerste werk krijg ik een weemoedig gevoel. Ik heb mij daarom hooggewerkt. Van leerjongen tot volle gast. Ik was daar gelukkig, maar besefte het niet. En nu, met al dat niet doen, heb ik spijt dat ik geen banketbakker ben gebleven. En nu al die vrije tijd. Je moet er middenin zitten, om het echt gewaar te worden. Het doden van de tijd. En dan durven er sommigen nog beweren dat ik geen wilbezit. En onverschillig ben. Moest ik werkelijk onverschillig zijn, met andere woorden, een harde, dan zou ik niet worden opgenomen in de psychiatrische instelling te slijdingen. Evenmin zou ik nog geen jaar nadien, toen die lui mij weer lastig viel, opgenomen moeten worden in Stuivenberg. En evenmin, een jaar daarop, in de neuropsychiatrische kliniek te Sint-Denijns, Weest-Westrum. Deze opname getuige juist het tegendeel van onverschilligheid. Het bewijs dat ik overgevoelig ben. Dat staat voornamelijk in het dossier van de mij behandelde psychiater. Als ik werkelijk hard zou zijn, zou ik niet maandelijks in de wachtkamer moeten zitten wachten op een onderhoud met een neuropsychiater. Klassiek wordt de mannelijke zelfwaarde vooral bepaald door zijn werk. De waarde van de vrouw ligt in het patriarchisch systeem bij het baren van kinderen. Dit is aan zich evengoed een problematische omvatting, aangezien de vrouw dan gereduceerd wordt tot een schoot die kinderen baart. De vrouw en haar gevoelens zijn voor de rest onbelangrijk. Maar het voordeel is wel dat vrouwen maatschappelijk altijd inherent waardevol zijn. Een vrouw die niet werkt met weinig ambities is nog steeds vrij waardevol. Bij mannen is dit niet het geval. Als een man niet werkt, dan is hij voor de samenleving waardeloos. Het is daarom dat de schaamte van werkloosheid bij mannen specifiek zo zwaar weegt. Uit cijfers blijkt dat per 1% toename van werkloosheid zelfmoord stijgt met 0,8%, waarvan het overgrote deel zoals altijd mannen zijn. Mannen zijn gevoeliger voor economische schommelingen. Ze zijn gemiddeld gericht op het onderhouden van een gezin en oefenen zo hun sociaal gezag aan. Daarom worden ze des te zwaarder getroffen door werkloosheid en crisis op de arbeidsmarkt, die hun verwachtingen nog ingrijpender doorkruisen vanwege hun geringe betrokkenheid bij het gezinsleven. Het leven verliest voor hen dan elke zin, en dat ontketent een golf van de zogenaamde kostwinnaars zelfmoorden, vanwege de angst en schaamte over het niet kunnen onderhouden van hun gezin. Ook andere factoren zijn van belang. Zorgt het zelfmoordrisico voor een stijgende werkloosheid, zorgt het zelfmoordrisico hoger bij jonge homo's en oudere mannen, die kwetsbaarder zijn voor echtscheiding, eenzaamheid en depressie. Mannen kiezen bij zelfmoord vaker voor een methode die bruutgeweld verricht. Ze zieten zichzelf dood en hangen zichzelf op. Ze zijn daarbij ook succesvoller dan vrouwen. Zelfs bij het kiezen van de dood geven ze nog blijk van die specifieke eigenschappen die aan het mannelijke gender worden toegedicht, zoals krachtdadigheid, stuitvaardigheid en toegericht rationeel handelen en moed. Zelfs op het moment dat hij overwonnen lijkt, weet de man alsnog te triomferen. Door zijn macht te heroveren en zich openlijk te verzetten tegen zijn statusverlies. De dood herstelt de ultieme waardigheid van de man die zichzelf uit de weg heeft geruimd. Geheel volgens de mannelijke logica van zelfopoffering. Dat is de prijs van de collectieve vervreemding. Mannen gebruiken niet alleen geweld tegen anderen, maar ook tegen zichzelf. Uiteindelijk onthult de mannelijke oversterfte een lijden dat de optelsom is van al die dwingende bevelen, opdrachten en geboden die mannen sinds hun kindertijd verinnerlijk hebben. Viriele stoerdoenerij, hang naar grensoverschrijding, bandeloze arbeidsdrift, mijde van geklaag, verschransing in zwijgzaamheid, gebrekkig vermogen om gevoelens te uiten. Het lot van de man in de patriarchale samenleving. Bloeteren voor de zijnen en eerder dan die zijnen overlijden.

Featured in

Listen Next

Other Creators