Home Page
cover of ZOOM0037_Tr1
ZOOM0037_Tr1

ZOOM0037_Tr1

Arent van Wassenaer

0 followers

00:00-31:39

Nothing to say, yet

Podcastspeechmale speechman speakingnarrationmonologue

Audio hosting, extended storage and much more

AI Mastering

Transcription

The podcast features a conversation between Arjen and Martin Bijmer, a former military officer now working at Rijkswaterstaat. They discuss the similarities and differences between Defense and Rijkswaterstaat, emphasizing the focus on safety, livability, and accessibility in the Netherlands. Martin reflects on his career transition and experiences in various global military operations. He highlights the cultural dynamics at Rijkswaterstaat and the importance of understanding how things work there. The discussion also touches on historical events and the evolving challenges faced by both organizations. Martin emphasizes the need to look forward and adapt to changing circumstances. Welkom bij Bouwen met Vertrouwen, de podcast serie van Friesol, het expertisecentrum voor het geschiedenisbouwbouw. Mijn naam is Arjen van Asselaar en vandaag in onze 2 minuten aflevering spreek ik met Martin Bijmer. Na een lange carrière bij Defensie, tot eind 2023 kwam hij op landstijdkantel. Nu leeft hij in het Oude Rijkswaterstaat. Welkom Martin. Ja, zo is het Arjen. Mooi om mee te zijn. Ja, fijn dat ik hier mag zijn ook. Een ingenieur ben je, een journalist zelfs. Uitwoerde in een mooie organisatie. Zeker ook misschien wel tegelijkertijd als je is aan de koop van ingenieurs. Geen Defensie tegen oorlogsgevaar, maar wel tegen hoger waterstanden, onbereikbaarheid en tekenaar. En misschien wel een beetje vergelijkbaar. Ja, er zijn heel veel verschillen tussen Defensie en Rijkswaterstaat. Maar er zijn ook best wel overeenkomsten. En als je kijkt naar de missie van Rijkswaterstaat. Wij werken aan een veilig, leefbaar en bereikbaar Nederland. In die volgorde, veilig. Ja, voor een land dat 40% onderzee-niveau ligt, 70% overstroom is gevoelig is, is die veiligheid natuurlijk existentieel. En daar ligt echt wel een overeenkomst met Defensie. Nee, in dit geval hebben we het echt met hoogwater, stormvloed, harde wind, zorgen dat we veilig achter die dijken en achter die prachtige stormvloedkeringen kunnen wonen en werken. Zeker, ja. Ja, en daar komt het nog wat meer bij elkaar, want de Rijkswaterstaat is niet alleen verantwoordelijk voor de drie netweten waarvan men ons kent. Dat is het hoogwegennet, het hoogvaarwegennet en het hele hoogwatersysteem met waterkwaliteit, waterveiligheid, waterkwaliteit. Maar we doen bijvoorbeeld ook de crisiscoördinatie voor het ministerie van INW. En voor een evenement als de NAVOTOP, we sluiten vanuit het departement natuurlijk DG's aan om dat voor te bereiden. En namens INW doet dan de DG Rijkswaterstaat dat. Dus het was niet alleen dat het wat dichterbij brengt, maar ik ben echt in actie. Ja, dat is het. Nee, nou ik heb voldoende operaties gezien en ik weet ook dat in de training moet je dat ook natuurgetrouwd doen. En zo hebben we eigenlijk ook volgende week, volgende week is dan die NAVOTOP ook voorbereid hier met het departement. Indachtig het credo, haast u als u tijd heeft, dan heeft u tijd als u haast heeft. En dat is een tegelwijze, zoals in de meeste tegelwijzijden, klopt ook deze. Er zit een kern van waarheid in. En we gaan er niet vanuit dat er wat gebeurt, maar als er wat gebeurt staat de overheid en al die professionals die daar werken staan er goed gesteld voor. Mooi. Nou we zitten al midden in de actie, maar laten we heel even terugkijken. Ik zei het in de inleiding al, als je jouw naam op Google gaat zoeken dan kun je heel veel foto's nemen van een man in uniform, getext nu, toch de gegala uniform. En het is neergelegd. Je hebt een lange carrière als lieutenant gehad en ook als chemist, dus je bent ook ingenieur. En ook een nieuw civiele bouw, om het zo maar te zeggen. Het mag je heel even terugnemen naar hoe dat is gegaan. Hoe ben je daar bij die krijgsmacht terecht gekomen? Oh jongens, dan gaan we terug naar het begin jaren tachtig. Ik kom van de Veluwe. De Veluwe heeft natuurlijk veel militaire installaties. Ik kom uit Hattem, daar ben ik bezig. Dat is hard he? Ja. Dus de defensie was mij niet vreemd. Mijn vader werkte als burgermedewerker bij de defensie. En aan het eind van mijn VWO periode, de tijd dat ik ook dienstplichtig zou worden opgeroepen, bedacht ik, wat wil ik nou? Dus ik wilde heel graag een studie civiele techniek, maar dan wel in combinatie met actie. Want van de wereld zien. Dus ik begon in 1984, toch vrij bleu. Als je van de Veluwe komt heb je nog niet zoveel van de wereld gezien. Oh ja zeker, zeker. Maar met een soort van idee om het best uit mezelf te halen, fysiek bezig te zijn en te studeren. In die combinatie. Naar Breda afgereisd. Naar Breda afgereisd en het idee van, nou weet je, als ik na een jaar dat niks zou vinden, dan had ik mijn dienstplicht in ieder geval gedaan. Maar na het eerste jaar smaakte het mij meer. En na het tweede jaar smaakte het mij nog meer. En nou ja, zo is het begonnen. Dus het begon als een mooi cadet. Zeker. En dat werd het, zeg maar, ik ben opgeleid als officier van de juni. Je zei het al, dat betekent eigenlijk gewoon vijf jaar civiele techniek studeren. Als basis voor een loopbaan binnen defensie in dat vakgebied. Daar ga ik dan later wel, want ik word commandant van grotere eenheden. Vervolgens heb ik mijn master gedaan in internationale betrekkingen. Wat toen heel goed paste bij, zeg maar, mijn loopbaan zoals ik die heb zien ontwikkelen. En terug naar de basis is wel de civiele techniek. En wat mij ook helpt is dat ik ervaring heb met het leiden van een hele grote organisatie. En dan leidt de Rijkswaterstaat toch erg op de koninklijke landmacht die ik vijf jaar geleid heb. Met soms gedoe, met altijd richting, met de dagelijkse beslommeringen. Langetermijn perspectieven ontwikkelen, dat is bij de Rijkswaterstaat niet anders. En in de functies daarvoor heb ik veel op het ministerie van Defensie gewerkt in planontwikkeling. En je kent dus ook de hele dynamiek van begroting, interactie met de bewindspersonen, de dynamiek met de Tweede Kamer. Het onderwerp is iets anders, maar de processen zijn hetzelfde. Dus veel verschillen, maar toch ook wel wat overeenkomsten om dan uiteindelijk bij de Rijkswaterstaat aan de slag te gaan. En ik denk ook dat veel van wat we tegenwoordig zien is de moderne kweefman, die eigenlijk de ingang komt uit militaire strategieën. Ja, zeker. En heel veel logistiek en heel veel innovaties komen uit het kruisbedrijf. Maar tegenwoordig is natuurlijk, de civiele sector is ook echt wel zo ontwikkeld dat het in heel veel gevallen andersom is. En hier brengen we het beste van twee werelden bij elkaar. Nou, de verbanden en verschillen dus. Ik heb wel eens een antwoord gekregen trouwens. Dat u eigenlijk vond dat de Rijkswaterstaat, had ook bij beide organisaties gewerkt, dat de Rijkswaterstaat zelfs misschien iets hierarchischer was dan de Stelsing. Oh, ja ja ja, dat is heel grappig. Vond u dat? Ja, ik ben het daar hartvol nog mee eens. En de naam hebben we niet. Nee, nee, nee. Ik hoor nog weleens, nou inmiddels niet meer, maar in de eerste maanden zeg ik, nee, nee, nee, hierarchisch zijn we hier natuurlijk niet. Ik denk nou, collega, je moet het eens weten. Je moet het eens weten. Je ziet bij de Rijkswaterstaat echt een hele mooie cultuur, familiekultuur. Dat herken ik enorm van Defensie. Maar die houdt het midden tussen autonomie, anarchie en hierarchie. En dat is een hele wonderlijke mix. Heel veel professionals bij de Rijkswaterstaat kunnen autonome werk doen. Of het nou een asset manager is, of een projectleider, of een programmeleider. Die weten echt vanuit hun vak wel wat ze moeten doen. Als er dus een centrale boodschap wordt afgegeven, hoe het ook kan, dan wordt dat nog weleens afgewezen. Dat is de anarchie, want daar gaan we natuurlijk niets aan doen. Totdat er een urgentie bestaat om het wel te gaan doen, dan moet het de DG ongeveer in persoon het besluit nemen. En dat is een hele mooie mix, cultureel gezien, waar je echt de kerntaak van de Rijkswaterstaat goed mee kunt uitvoeren. Maar je moet dat wel even goed zichtig hebben van hoe lopen de hazen hier? Hoe verhouden we ons tot elkaar? En als je dat dan in de gaten hebt, dan is dat voor de leefwereld zeer prima in te kunnen opereren. Dit was waarnemend van Duiters in het korte jaar oktober. Een document die staat van de Rijkswaterstaat. Een soort noemmeting. Het was voor jou dan een noemmeting genoemd. En niet veel later, vier of vijf maanden, kwam de Rijkswaterstaat dat nu gaat opereren. Ja, en het is goed dat je die brug maakt, Arend. We kunnen natuurlijk spreken over de rol van de DG van de Rijkswaterstaat. Een prachtige rol. En ik geniet er elke dag van, met volle tuigen. Je ziet ook echt wat bonus na veertig jaar in de kruismacht, in het uniform. Zeker, zeker, zeker. En nog veel meer dan dat. Ik heb de hele wereld gezien in zijn mooie en in zijn lelijke kanten. Sorry dat je onderbrengt, maar ik zag mensen die vertelden over jou, het begin van je militaire carrière. Op dat moment was het bij de kruismacht alleen maar in het uniform betrokken. En in een hele soort periode daarna is het gewoon totaal over de hele wereld gestart, toch? Ja, dat is een correcte constatering. Ik was na afronden van de Stierende Militair Academie, ben ik in Duitsland geplaatst. Toen stond dat hele systeem van de naam van de Wascheplak, stond er nog. De inner-Duitse grens was er nog. In dat eerste jaar viel de muur. Ja, ja, ja. En dat was natuurlijk wat we nu ook hebben. We zitten nu in Litouwen als een voorwaarts geplaatst militaire. Dat is helemaal nieuw. Maar in feite hadden we dat in Duitsland ook. In Zeedorf, in Hoorn en in Langemanshoof. En dat hele systeem dat ging natuurlijk over de kop in oktober 1989. Maar dat betekent dat ik in 1992 werkte in Cambodja. Waarvan we nooit hadden gedacht dat we daar terecht zouden komen. Daarna in Bosnië op Sint Maarten. Dat nam een hele vlucht. Het was ook wel reden voor een heel aantal mensen om daar weg te gaan. Daar ben ik niet voor bij Defensie gekomen. En heel veel andere mensen omjuist te blijven. Als je wat van de wereld wil zien. Kon je geen betere tijd daar zijn. Dan zie je nog een omwenteling. Je ziet dan 9-11. Dat is natuurlijk heel bepalend. Dat komt uit de euro-operaties. Dan beginnen alle operaties in Irak en Afghanistan. In 2009 heb ik bijna het hele jaar daar gewerkt. In 2014 de annexatie van de Krim. In maart 2017 hebben we denk ik allemaal nog scherp op het netvlies staan. Weer een hele verandering. En na 24 februari 2022 de inval van Rusland in de Oekraïne. Dan is het natuurlijk weer een hele andere Danny. Ik probeer niet een brug terug maar een brug vooruit. Dat brengt ons bij de opgave. Wij zijn natuurlijk verantwoordelijk voor die netwerken. De grootste uitdaging zit in de veroudering van de infrastructuur. De verouderende, of beter gezegd de verouderde infrastructuur. Even over de duim. Het grootste deel van ons hoofdwegennet hebben we gebouwd na de Tweede Wereldoorlog. In de jaren 50-60. Dus dat is nu 60, 70, 60, 50 jaar oud. Niet gebouwd voor de verkeersintensiteit en de aslassen die we nu zien. Als je kijkt naar het hoofdvaarwegennet, dat is soms al ouder. Dat zijn de grote kanalen die soms in de jaren 30 werden gebouwd. Groot werkverschaffingsproject om de economie op gang te brengen. Die zijn dus nog ouder. Dus de sluis en de sluiscomplexen en de stuwen ook. En als we kijken naar het hoogwatersysteem. Daar hebben we natuurlijk een enorme sprint getrokken na 1953. De watersnoodramp. De kering in de Hollandse IJssel. Dat was de eerste. De kering in de Ramspoor is de laatste in 2002. Ook dat is alweer meer dan 20 jaar. Zeker. En als we kijken naar de Oosterse Schelde. Midden jaren 80. Dus dat is 40 jaar terug. We dachten dat we het bouwden voor de eeuwigheid. En we konden met ons beheer en onderhoud er aan komen. Maar wat we nu zien is dat we heel veel van die infrastructuur moeten vervangen, vernieuwen en renoveren. En dan kom je ineens van een greenfield benadering bij een nieuwe aanleg. Naar een brownfield benadering. Eigenlijk moet je het zelf doen maar in de bestaande situatie. En dat maakt het buitengewoon complex. En wat we zien is dat de infrastructuur de technische staat verder afneemt. Dus de productiviteit op vervanging van nieuwe renovatie moet echt zwaar omhoog. Wij zeggen zelf in ieder geval maal 4. En de markt die zegt soms wel maal 10 of maal 20. En als dat de uitdaging is en die is al groot. Dan zien we ook dat die uitdaging niet het hoofd wordt geboden door een Rijkswaterstaat dat ook vier keer zo groot wordt. Dus we zullen het echt anders moeten doen. En wat staat daarvoor op stapel? Wat daarvoor op stapel staat is. En dan komen we eigenlijk in de schaarstes. We hebben een schaarste aan capaciteit en aan menskracht. Daar moeten we wat aan doen. Menskracht bij Rijkswaterstaat maar ook in de hele infrastructuur. Bij alle bouwers, ingenieursbureaus. Dus daar moeten we wat aan doen. De wetenschap dat bouwers ook hun brood kunnen verdienen in de utiliteitsbouw of in de woningbouw. Energytransitie. Buitenlandse bedrijven. De hele grote Duitse bouwers zien natuurlijk dat er inmiddels in Duitsland een pot van 500 miljard klaar staat. Dat is daar ook nodig. Dan zijn we dat allemaal ook overeens. Als die Duitse bouwers in Duitsland aan het werk gaan zijn ze niet meer in Nederland aan het werk. Dus dat is de capaciteit. Dan hebben we natuurlijk te maken met een tekort aan ruimte. Een tekort aan stikstofruimte. Dus krijg maar zo'n project gegund. Dan krijgen we geen klasseefbesluit bij de Raad van State. Dat hebben we nu net wel. Want op 3 juli gaan we een prachtig contract tekenen voor het project 4A15. Het doortekenen van de A15. Eindelijk. Deze week in de Kamer. Door de Kamer heen gegaan. Door minister Sofie Hermans. Die tijdelijk de reneurs waarnam. Dat was heel goed. En daar gaan we dus nu een handtekening zetten. Maar in alle eerlijkheid. Als we nu met de stikstofregel die er nu heerst. Nieuwe projecten. Een tracébesluit willen krijgen. Dat is buitengewoon ingewikkeld. Tekort aan grondstof. Of grondstoffen die ineens heel duur zijn geworden. Staal. De prijs is maal 3 gegaan sinds de oorlog in Oekraïne. En dan hebben we dat allemaal voor elkaar. Dan gaan we dat dus doen in een heel druk netwerk. Een heel druk Nederland. Dus een, ik zou bijna zeggen, schaars aan hinder acceptatie. Hoeveel kan de economie en hoeveel kunnen onze mensen aan in Nederland. Van al het werk dat we doen. We hebben al 2022, 2023, 2050 grote projecten in Nederland gedaan. 2024 zijn we dat 70. Dit jaar zijn we dat 100. En misschien moeten we dat wel 200 worden. Het vierkant afsluiten. Vierkant afsluiten. We zeggen dat bijvoorbeeld in een jaar dat er op de ring Amsterdam natuurlijk heel veel te doen is. We hebben het stukje tussen Veenendaal en Linnette hebben afgesloten gehad. Iedereen ziet dat met angst en vrezen tegemoet. En dan gaat het uiteindelijk wel weer goed. En het volgende project dient zich alweer aan. Morgen 3 juni komt de A10. Ja, en dat komt daar dan ook bij. Dat is niet omdat wij aan het werk zijn, maar omdat Amsterdam 750 jaar bestaat. En volgende week sluiten we de A44 af omdat er een NAVO-top is. En dat zijn allemaal realiteiten waar de verkeersgebruikers, we doen ook de dienstverlening op de netten, op de netwerken, die worden daar natuurlijk niet blij van. En uiteindelijk, als we dat dan allemaal geregeld hebben, dan is er ook nog een tekort aan geld. Wat we gezien hebben is dat, en de Algemene Rekenkamer constateert dat 11 jaar bij het jaarverslag, dat achterstallige onderhoud, uitgestelde onderhoud, dat er weer opgelopen is. Ik geloof dat dit jaar de Algemene Rekenkamer dat op iets meer dan 20 miljard heeft beschrijven voor het hoofdwegennet alleen. Dus dan hebben we het nog niet over de vaarwegen en het hoofdwatersysteem. En heel lang was het zo dat de maakbaarheid en de financierbaarheid, we kregen dat toch niet in de markt gezet. Even heel plat gezegd. Dus ja, we kunnen rijkswaterstaat wat geld wil geven, maar ze krijgen dat toch niet weggezet. Daar gaan we dus nu doorheen. Dus nu, dit jaar, is de maakbaarheid niet meer de grootste vraag, maar is de financierbaarheid de vraag. En zal er dus ook, en ik denk dat dat bij de politieke partijen goed tussen oren moet komen, dat we niet alleen een uitdaging hebben op het gebied van woningbouw en andere grote vraagstukken, maar ook qua infrastructuur. De grote VNR opgave, waarvan wij nu zeggen dat er minimaal 2 miljard bij moet, structureel, om uiteindelijk dan die maakbaarheid weer op een hoger niveau te krijgen. En dan nog meer. En als ik dat zeg, dat is een politieke uitspraak, dat is het niet. Want vorig jaar hebben we, en voor degene die dat wil opzoeken, in juni heeft het ministerie een brief naar de Kamer gestuurd, heeft de minister een brief naar de Kamer gestuurd met twee rapporten. Dat is het rapport COSI. Hoe gaan wij nu als infrastructuur in zijn geheel ervoor zorgen dat we die grote instandhoudingsopgave gaan doen. Instandhouding voorop, heet dat rapport. En het tweede is het valideren van de budgetten die daarvoor nodig zijn. Dat is een REBO-rapport. Beide met een mooie brief van de minister naar de Kamer. Dat is de laatste brief van minister Harbers. Om te vertellen waarvoor we, wat onze uitdaging is. Dus dat is de uitdaging, om dat met dat hele team te gaan doen. Dat hele team Rijkswaterstaat. Eigenlijk het hele team infrastructuur. Met al die bouwers, al die ingenieursbureaus. Zorgen dat we dat gaan realiseren voor Nederland. Sowieso met ProRail samen als het gaat om de planning van alle werkzaamheden. Dat doen we heel veel via bereikbaarheids, regionale bereikbaarheidsorganisaties. Om ervoor te zorgen dat we niet en de hoofdweg afsluiten. En tegelijkertijd ook het spoor afgesloten hebben. Dus dat loopt goed. Maar ook in contractvorming, in terreinvrije periodes. Hoe kunnen we nou in gezamenlijkheid ervoor zorgen dat Nederland. Die prachtige infrastructuur van Nederland zou houden. Dat is dus een enorme opgave. Nog niet op de laatste millimeter bedacht wat er allemaal moet gebeuren. Maar wat er helemaal niet gebeurt, dat gaat vast. En dat ga je, zoals je zelf zegt, ook doen in samenwerking met de markt. Nou heeft die markt de afgelopen jaren wellicht wat ziender willen werken. Of een bloemsuunbasis voor contracten met van meer dan 150 miljoen. Als er niet op een bepaalde manier wordt opgegaan. Of die close werden. Mislukte aanstellingen te zien. Dat is natuurlijk wel heel veel van geleerd is. Dus hoe is jouw verhouding met de markt? Wat doe je met de markt op dit moment? Nou die verhouding is goed. Ik heb mijn handen uitgestoken vorig jaar. Jongens laten we zaken doen. En die is denk ik, die is beantwoord. Dus we zijn goed in gesprek over wat er moet gebeuren in de algemene zin in de infobank. We gaan niet over specifieke contracten. Want daar hebben we echt contract onderhandelingen voor. Maar hoe krijgen we dit zeg maar spreekwoordelijke varkens in het gewassen. En dat doen we voor heel veel in de taskforce infrastructuur. Waarin bouwers, ingenieursbureaus, opdrachtgevers. Dat we kijken van kunnen we naar andere contractvormen komen. Kunnen we naar andere oplossingen komen. Om uiteindelijk slimmer meer werk uit onze handen te krijgen. En dat hebben we denk ik een heel aantal concrete resultaten al kunnen bereiken. Heb je ook twee fasen? Twee fasen liepen denk ik al. In ieder geval liep dat al voor de tijd dat ik zeg maar DG werd van Rijkswaterstaat. Maar bijvoorbeeld iets als een portfolio contract. Waarin je meer objecten in één contract hebt zitten. Waarin je elkaar kunt leren. En als het goed gaat de project kunt afroepen. Ja en we hebben net voor drie tunnels. Net zeg maar een maand geleden hebben we de gunning afgerond. En dat kwam bij Balfnerum uit. En het idee is. Als dat lukt. En je hebt zeg maar een tunnel. Dan heb je een korte evaluatie in een tweede tunnel. En daarna een derde tunnel. Het is voor de bouwer dan interessant om een innovatie door te voeren. Want die kan weer in de tweede en de derde kan die al toepassen. Dus de eerste die wordt voor een bepaalde prijs kwaliteit tijd afgerond. Maar de tweede moet sneller beter goedkoper. En de derde moet sneller beter goedkoper. En dat kan als je zeg maar dit soort incentives gebruikt. Wat we daaraan toegevoegd hebben. Zeker in VNR is, en je zei het al, het risico. Waar ligt nou het risico? Uit de markt tenzij tijd. En ik mag wel zeggen. Hoor ik ook nog wel eens de bouwers. In hindsight toen de tijd zeggen. Nee nee de markt lost alles op. De markt lost sommige dingen niet op. Dat moet echt bij de opdracht geheven liggen. Dus die balans moest terug. En dat is ook een groter verschil. Bijvoorbeeld nu met de aanbesteding van de Van Brienhoort voor de tweede keer. Dat de balans tussen. Waar ligt nou het risico? Er ligt echt wel een risico bij de bouwers. Maar er ligt ook een deel bij de opdrachtgever. Bijvoorbeeld het integratie risico. Dat ligt dus dan daar. Met een ander contract. Maar even terug naar die portfolio. Dat portfolio van die tunnels. Daar zit bijvoorbeeld een doorgrondingsfase in. En in de doorgrondingsfase. Dus na de gunning. Doorloop je nog een keer dat hele werk. En kijk je waar zitten nou de witte vlekken. Waar zitten nou de onbekenden. Waar kunnen we dus de risico's al in kaart brengen. Om tot minder verrassingen te komen in het werk zelf. Ik ongelooflijk goed dat jullie dat doen. Want een van de belangrijkste oorzaken voor bouwverschillen. Is onduidelijkheid over de scope. En de praktische verschillen van contracten. En begrijp ik ook goed dat die doorgrondingsfase. Ook wordt gebruikt om daar doorheen te gaan. Veriferen, te valideren. En uiteindelijk zeggen ja dit is eigenlijk. Wat ik met de sector in ieder geval besproken heb. Dit gaan we nu doen. Het is gegund in dit geval aan Ballas Nijdam. Nou je kunt met z'n allen zeg maar. In dat traject zeggen. Nou weet je dit gelooft niet. Dat durft niet. En dat ontbreekt aan ons geluk. Je zou zo'n. Zeg maar. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je zou zo'n. Je vous souhaite une bonne soirée. Merci.

Listen Next

Other Creators